De grafieken van afb.18-18d tonen de opvoerhoogte van de circulatiepomp bij elke snelheid van de hydraulische
circulatiepomp en het ladingverlies in de machine waaruit de resterende opvoerhoogte op de aansluitingen
van de machine, die de installatie kan vertonen, kan worden afgeleid.
De circulatie van de minimale hoeveelheid van de klimaatregelinstallatie moet gewaarborgd worden,
ook als alle ventielen van de installatie gesloten zijn.
3.2.3 - Circulatiepompen
De pompen worden met PWM aangestuurd, zodat het vaste
toerental voor de werking van de pomp wordt ingesteld.
Sherpa Aquadue Tower is uitgerust met een hoogefficiënte
circulatiepomp.
Pompen met een natte rotor met permanente magneet zijn
voorzien van een elektronische regelmodule met geïntegreerde
frequentieomvormer. Op de regelmodule is een knop aangebracht.
De warmwaterpomp is uitgerust met een ledlampje dat de werking
van de pomp aangeeft. Alle functies kunnen met de knop ingesteld,
geactiveerd of gedeactiveerd worden.
De circulatiepomp van het warmwatercircuit is in de fabriek ingesteld
op een constant toerental I, II en III. De circulatiepomp kan ook
werken in de werkwijze met een variabel drukverschil en constant
drukverschil.
• Controleer of het ladingverlies van de installatie het
vereiste waterdebiet waarborgt (zie par.4.2).
• Als wegens een groot ladingverlies in de installatie een grotere opvoerhoogte vereist
is, moeten een waterafscheider en een externe terugvoerpomp worden geïnstalleerd.
• Controleer of de installatie de vereiste minimumhoeveelheid aan water bevat om een
goede werking van het systeem te waarborgen. Vul water bij tot de vereiste hoeveelheid
is bereikt als de hoeveelheid ontoereikend is.
• De waterleidingen moeten op passende wijze zijn geïsoleerd met piepschuim of een
soortgelijk materiaal. Ook de afsluiters, bochten en aansluitingen moeten op passende
wijze zijn geïsoleerd.
• Om luchtbellen in het circuit te vermijden moeten op alle punten (hogere leidingen,
sifons, enz.) waar lucht kan ophopen automatische of handbediende aflaten worden
aangebracht.
Zie paragraaf 5.8.9 voor de snelheidsinstelling van de pomp
3.3 - REFERENTIEWAARDEN WATER INSTALLATIE
• pH: .................................................................................................. 6,5 ÷ 7,8
• Elektrische geleiding: ..................................................................... 250 tot 800 µS/cm
• Totale hardheid: .............................................................................. 5 tot 20 °F
• Totaal ijzergehalte: ......................................................................... minder dan 0,2 ppm
• Mangaan: ....................................................................................... minder dan 0,05 ppm
• Chloriden: ....................................................................................... minder dan 250 ppm
• Zwavelionen: .................................................................................. geen
• Ammoniakionen: ............................................................................. geen
Neem contact op met onze verkoopafdeling om de toe te passen behandelingen te bepalen als de totale
hardheid hoger is dan 20°F, of als bepaalde referentiewaarden van het toegevoegde water niet vallen binnen
de aangegeven limieten.
Water uit een put of grondwater dat niet afkomstig is uit het waternet moet altijd nauwgezet worden geanalyseerd
en, indien nodig, moeten specifieke behandelingssystemen worden toegepast. Volg de voorschriften van de
fabrikant, stel de hardheid van het uittredewater in op minstens 5°F (na de pH en het zoutgehalte te hebben
gemeten) en controleer het chloorgehalte aan de uittrede nadat de resines zijn geregenereerd.
Leeg de installatie of vul deze met een bepaalde gehalte aan antivriesmiddel dat voor de mogelijke
minimumtemperaturen geschikt is, als vorstgevaar heerst.
NL - 20
(afb.18a-18b-18c)
SHERPA 4/6/8/10 kW
SHERPA 12/14/16 kW