Télécharger Imprimer la page

Dolmar PS-220 TH Manuel D'instructions page 54

Masquer les pouces Voir aussi pour PS-220 TH:

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 23
Benaming van de onderdelen
1.
Hoofdhandgreep
2.
Veiligheidsschakelaar (gashendel vergrendelen)
3.
Gashendel
4.
Handbescherming (ontkoppeling voor kettingrem)
5.
Zaagketting
6.
Kettinggeleider
7.
Beschermkap van kettinggeleider
8.
Borgmoeren
9.
Kettingvanger (veiligheidsinrichting)
10. Kettingwielbeschermkap
11. Knaldemper
12. Bougie
13. Beugelgreep (voorste greep)
14. Starterhendel
15. I/STOP schakelaar (kortsluitschakelaar)
16. Bevestigingsoog voor veiligheidstouw of veiligheidshaak
17. Olietankdop
18. Ventilatorkast met starterblok
19. Brandstoftankdop
20. Luchtfilterdeksel
21. Chokehendel
22. Voorinspuitpomp
INGEBRUIKNEMING (Afb. 25)
LET OP:
Voordat u begint te werken aan de kettinggeleider of ketting, moet u altijd de
motor afzetten en de bougiedop eraf trekken (zie "De bougie vervangen").
Draag altijd veiligheidshandschoenen!
LET OP:
Start de kettingzaag pas nadat deze volledig ineengezet en geïnspecteerd is!
De kettinggeleider en de zaagketting monteren (Afb. 26)
Gebruik voor de onderstaande werkzaamheden de bijgeleverde combinatiesleutel.
Plaats de kettingzaag op een stabiele ondergrond en monteer de kettinggeleider en
de zaagketting als volgt:
Ontkoppel de kettingrem door de handbeschermingshendel (1) in de richting van de
pijl te trekken.
Draai de borgmoer (2) los.
Trek de kettingwielbeschermkap (3) voorzichtig los van zijn bevestiging (4) en verwij-
der hem.
Draai de kettingspanschroef (5) linksom (tegen de klok in) totdat de pen (6) tegen de
rechter aanslag zit. (Afb. 27 en 28)
Monteer de kettinggeleider (7). (Afb. 29)
Leg de zaagketting (9) op het kettingwiel (10). Voer de zaagketting met uw rechter-
hand in de bovenste geleidegroef (11) van de kettinggeleider. (Afb. 30)
De snijkanten bovenaan de zaagketting moeten in de richting van de pijl wijzen!
Trek de zaagketting (9) in de richting van de pijl over de neus (12) van de kettinggelei-
der. Trek de kettinggeleider met de hand volledig naar zijn neus toe. Zorg dat de ket-
tingmesjes goed in de groeven van de kettinggeleider zitten. (Afb. 31)
Druk eerst de kettingwielbeschermkap (3) in zijn bevestiging (4). Controleer of de pen
(8) van de kettingspanner in het gat in de kettinggeleider zit. Duw daarna de kap over
de borgbout terwijl u tegelijk de zaagketting (9) over de kettingvanger (13) naar
omhoog brengt.
Draai de borgmoer (2) handvast aan. (Afb. 32)
De zaagketting spannen
Draai de kettingspanschroef (5) rechtsom (met de klok mee) tot de zaagketting in de
geleidegroef op de onderzijde van de kettinggeleider zit (zie detail in de cirkel).
Breng het vooreinde van de kettinggeleider iets omhoog en draai de kettingspan-
schroef (5) rechtsom (met de klok mee) tot de zaagketting weer tegen de onderzijde
van de kettinggeleider aanligt.
Houd het vooreinde van de kettinggeleider nog steeds omhoog en draai de borgmoe-
ren (2) vast met de combinatiesleutel. (Afb. 33)
De kettingspanning controleren (Afb. 34)
De zaagketting is juist gespannen indien hij nog gemakkelijk met de hand kan worden
bewogen terwijl hij tegen de onderzijde van de kettinggeleider aanligt.
Hierbij moet de kettingrem ontkoppeld zijn.
Controleer regelmatig de kettingspanning, omdat nieuwe zaagkettingen na verloop
van tijd uitrekken en langer worden!
Wanneer u de kettingspanning controleert, moet de motor afgezet zijn.
OPMERKING:
Het is aan te raden dat u 2 tot 3 zaagkettingen afwisselend gebruikt.
Om een gelijkmatige slijtage van de kettinggeleider te krijgen, moet u hem omkeren
(onderzijde boven en bovenzijde onder) telkens wanneer u de ketting verwisselt.
3
4
2
15
1
9
12
10
11
16
13
19
17
Kettingrem (Afb. 35)
De PS-220 TH/PS-221 TH is standaard uitgerust met een traagheidsbestuurde ket-
tingrem. Als er terugslag optreedt doordat het vooreinde van de kettinggeleider met
het hout in aanraking komt (zie "VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN"), zal de ket-
tingrem bij voldoende sterke terugslag door traagheidskracht in werking treden.
De zaagketting wordt dan in een fractie van een seconde stilgezet.
De kettingrem is aangebracht om de zaagketting vóór het starten te blokkeren
en om hem onmiddellijk stop te zetten in noodgevallen.
BELANGRIJK: Bedien de kettingzaag NOOIT terwijl de kettingrem is aangezet!
Als u dat toch doet, kan de motor na zeer korte tijd zwaar beschadigd raken!
Zet ALTIJD de kettingrem vrij alvorens met het werk te beginnen!
OPMERKING:
De kettingrem is een zeer belangrijke veiligheidsinrichting en is zoals ieder
ander onderdeel onderhevig aan slijtage. Laat voor uw eigen veiligheid de ket-
tingrem regelmatig inspecteren en nazien door een DOLMAR servicecentrum.
De kettingrem aanzetten
Als de terugslagkracht sterk genoeg is, zal de plotselinge versnelling van de ketting-
geleider in combinatie met de inertie van de handbeschermingshendel (1) de ket-
tingrem automatisch aanzetten.
Om de kettingrem handmatig aan te zetten, drukt u met de linkerhand de handbe-
schermingshendel (1) gewoo n naar voren (pijl 1) (naar het vooreinde van de zaag
toe).
De kettingrem lossen
Trek de handbeschermingshendel (1) naar u toe (pijl 2) tot u voelt dat de hendel aan-
grijpt. De kettingrem is nu gelost.
Brandstoffen (Afb. 37)
LET OP:
Deze zaag werkt op aardolieproducten (benzine en olie).
Wees vooral voorzichtig bij het omgaan met benzine.
Vermijd vlammen of open vuur. Rook niet (ontploffingsgevaar!).
Brandstofmengsel
De motor van de kettingzaag is een hoogvermogen tweetaktmotor. Hij werkt op een
mengsel van benzine en tweetaktmotorolie.
De motor is ontworpen voor gebruik op loodvrije normale benzine met een minimaal
octaangetal van 91 ROZ. Als deze brandstof niet beschikbaar is, mag u ook brandstof
met een hoger octaangetal gebruiken. Dit heeft geen nadelig effect op de motor.
Gebruik uitsluitend loodvrije brandstof om optimale motorprestaties te krijgen
en om zowel uw gezondheid als het leefmilieu te beschermen.
Voor de smering van de motor wordt tweetaktmotorolie (kwaliteitsklasse JASO FC,
ISO EGO) gebruikt, die bij de benzine wordt gevoegd.
Let op: Gebruik nooit een kant-en-klaar brandstofmengsel van benzine-
stations.
Juiste mengverhouding:
25:1 d.w.z. 25 delen brandstof mengen met 1 deel olie.
OPMERKING:
Om het benzine/olie mengsel gereed te maken, meng eerst de totale hoeveelheid olie
met de helft van de benodigde hoeveelheid benzine en voeg daarna de rest van de
benzine toe. Schud het mengsel goed voordat u het in de tank doet.
54
5
7
6
8
15
14
22
20
18
21
(remming)
(Afb. 36)

Publicité

loading

Ce manuel est également adapté pour:

Ps-221 th