4.0
GEBRUIK
4.1
VÓÓR ELK GEBRUIK: Controleer of uw werkgebied en valbeveiligingssysteem voldoen aan alle criteria die in deze
instructies zijn gedefinieerd. Controleer of er een formeel reddingsplan aanwezig is. Inspecteer dit product volgens de
punten in het 'Logboek voor inspectie en onderhoud'. Als de inspectie een onveilige situatie of defect aan het licht brengt,
of als er twijfel ontstaat over de veiligheid van het product, moet u het product onmiddellijk buiten gebruik stellen.
Markeer het systeem duidelijk met "NIET GEBRUIKEN". Zie paragraaf 5 voor meer informatie.
4.2
VERBINDINGEN MAKEN: Wanneer u zich met behulp van een haak verbindt aan een verankering of wanneer u
systeemonderdelen aan elkaar koppelt, dient u te zorgen dat de onderdelen niet kunnen uitrollen. Uitrollen treedt op
als interferentie tussen de haak en bijbehorende connector er de oorzaak van is dat de haakpoort onbedoeld opengaat
en loslaat. Zelfvergrendelende veerringhaken en karabijnhaken moeten gebruikt worden om de kans op uitrollen te
voorkomen. Gebruik geen haken of connectors die niet volledig over het bevestigingsobject sluiten. Raadpleeg de
instructies van de fabrikant van het subsysteem voor meer informatie over bevestigen.
5.0
INSPECTIE
;
Nadat de uitrusting buiten gebruik is gesteld, mag deze niet opnieuw in gebruik worden genomen totdat een bevoegd
persoon schriftelijk heeft bevestigd dat dit aanvaardbaar is.
5.1
REGELMAAT VAN INSPECTIE: Het product moet voorafgaand aan elk gebruik door de gebruiker worden geïnspecteerd
en daarnaast door een andere bevoegd persoon dan de gebruiker met intervallen van maximaal een jaar. Bij een hogere
frequentie van het gebruik van de uitrusting en zwaardere omstandigheden moet de frequentie van inspecties door de
bevoegde persoon mogelijk worden verhoogd. De frequentie van deze inspecties moet worden bepaald door de bevoegde
persoon volgens de specifieke omstandigheden van de werkplek.
5.2
INSPECTIEPROCEDURES: Inspecteer dit product volgens de procedures in het 'Logboek voor inspectie en onderhoud'.
De documentatie van elke inspectie moet worden bijgehouden door de eigenaar van deze uitrusting. Een inspectie- en
onderhoudslogboek moet in de buurt van het product worden geplaatst of anderszins gemakkelijk toegankelijk zijn voor
gebruikers. Het wordt aanbevolen om het product te markeren met de datum van de volgende of laatste inspectie.
5.3
DEFECTEN: Als het product niet opnieuw in gebruik kan worden genomen vanwege een bestaand defect of een onveilige
toestand, moet het product worden vernietigd of naar 3M worden gestuurd voor vervanging.
5.4
GEBRUIKSDUUR VAN HET PRODUCT: De functionele levensduur van het product wordt bepaald door de
werkomstandigheden en het onderhoud. Zolang het product bij inspectie aan de criteria voldoet, kan het in gebruik blijven.
6.0
ONDERHOUD, SERVICE en OPSLAG
;
Uitrusting die onderhoud nodig heeft of gepland is voor onderhoud, moet worden gemarkeerd met de tekst 'NIET
GEBRUIKEN'. Deze uitrustingslabels mogen niet worden verwijderd voordat onderhoud is uitgevoerd.
;
Reinig of desinfecteer het product niet op een andere manier dan is beschreven in de volgende reinigingsinstructies.
Andere methoden kunnen nadelige effecten hebben op het product of de gebruiker.
6.1
REINIGEN: Volledig lichaamsharnassen van 3M moeten worden gereinigd in overeenstemming met de instructies van
3M. Om het harnas schoon te maken, wast u het in een mild, bleekvrij wasmiddel en spoelt u het daarna uit. Het harnas
moet daarna worden opgehangen om aan de lucht te kunnen drogen. Water dat wordt gebruikt voor het reinigen en de
temperatuur bij het aan de lucht drogen, mogen nooit warmer zijn dan 130 °F (54,4 °C). Voor meer informatie verwijzen
wij u naar het technisch bulletin op onze website: http://www.3M.com/FallProtection/WebCleaning
;
Voor vragen over reinigingsprocedures kunt u contact opnemen met 3M Technical Services.
6.2
ONDERHOUD: Deze apparatuur kan niet worden gerepareerd. Bij definitief uit bedrijf nemen, snijdt u de harnasriemen
door of maakt u het harnas op een andere manier onbruikbaar voordat u het weggooit.
6.3
OPSLAG EN TRANSPORT: Bewaar en vervoer het product in een koele, droge, schone omgeving, beschermd tegen
direct zonlicht. Vermijd plekken waar chemische dampen kunnen voorkomen. Inspecteer de onderdelen grondig na een
langdurige opslag.
;
Het wordt aanbevolen dat de gebruiker de blootstelling van het product aan UV-licht beperkt. Langdurige
blootstelling aan UV-licht kan ertoe leiden dat het materiaal van de band sneller afbreekt.
204