(A)
(B)
D484
D483
11
EINDCONTROLES
• Verduister de fotocel en sluit de afstandsbedi-
eningen: de brander moet aanslaan en vervol-
gens stilvallen ongeveer 5 s na de opening
van het ventiel in de 1ste vlamgang.
• Belicht de fotocel en sluit de afstandsbedienin-
gen: de brander moet aanslaan en vervolgens
stilvallen na ongeveer 10 s.
• Verduister de fotocel terwijl de brander in de
tweede vlamgang functioneert: achtereenvol-
gens dient plaats te vinden, uitgaan van de
vlam binnen 1 s, ventilatie gedurende on-
geveer 20 s, vonken gedurende ongeveer 5 s,
stilvallen van de brander.
• Open de afstandsbediening TL en vervolgens
TS terwijl de brander in bedrijf is: de brander
dient stil te vallen.
ONDERHOUD
De brander vergt regelmatig onderhoud
!
d a t v e r r i c h t m o e t w o r d e n d o o r
D482
vakbekwaam personeel in overeenstemming
met de plaatselijke wetten en normen.
Een
regelmatig
!
fundamenteel belang voor een goede
werking van de brander; het vermijdt onnodig
b r a n d s t o f v e r b r u i k
m i l i e u v e r o n t r e i n i g e n d e e m i s s i e s i n d e
omgeving.
A l v o r e n s
!
reinigingswerkzaamheden uit te voeren,
d e e l e k t r i s c h e s t r o o m n a a r d e b r a n d e r
u i t s c h a k e l e n
hoofdschakelaar van de installatie.
Verbranding
Analyseer de verbrandingsgassen.
Als u een groot verschil waarneemt t.o.v. een vo-
rige controle, dan vergen deze elementen extra
aandacht bij het onderhoud.
Pomp
De persdruk moet constant blijven op 12 bar.
De onderdruk moet lager zijn dan 0,45 bar.
De pomp mag geen hinderend lawaai maken.
Indien de druk niet constant is of de pomp een
hinderend lawaai voortbrengt, ontkoppel dan de
flexibel van de filter en zuig brandstof aan uit een
reservoir dat zich in de nabijheid van de brander
(C)
bevindt. Op die manier kunt u vaststellen of de
afwijking te wijten is aan de aanzuigleiding of
aan de pomp.
Als de oorzaak bij de pomp ligt, controleer dan of
de pompfilter niet vuil is. Gezien de vacuümmeter
boven de filter is aangesloten, kan deze niet vast-
stellen of de filter vuil is. Als de oorzaak bij de aan-
zuigleiding ligt, controleer dan of de filter niet vuil
is en of er geen lucht binnenkomt in de leiding.
Filters (A)
Controleer volgende filters:
• op de voedingsleiding 1) • in de pomp 2) • aan
de verstuiver 3), reinig of vervang deze.
Als u aan de binnenkant van de brander roest of
andere vuiltjes bemerkt, zuig dan met behulp
van een aparte pomp het water en vuiltjes uit de
brandstoftank. Reinig de pomp van binnen en de
dichting van het deksel.
Ventilator
Ga na of er zich geen stof heeft vastgezet aan de
binnenzijde van de ventilator en op de schoepen.
Door het stof vermindert het luchtdebiet met als
gevolg een vervuilende verbranding.
Branderkop
Ga na of er geen delen van de branderkop
beschadigd zijn, vervormd door hoge tempera-
turen, of er zich geen vuil heeft vastgezet en of
alle delen nog op de juiste plaats zitten.
Verstuivers
Reinig de opening van de verstuivers niet.
Vervang om de 2 à 3 jaar of indien nodig, de ver-
stuivers. Bij vervanging van de verstuivers is
steeds een nieuwe verbrandingscontrole vereist.
Fotocel (B)
Verwijder eventueel stof van het raampje. Om de
fotocel 1) weg te halen moet zij krachtig naar bui-
ten getrokken worden; ze wordt slechts door de
druk op haar plaats gehouden.
Vlamkijkvenster (C)
Reinig het glas indien nodig.
Flexibels
Controleer of ze in goede staat zijn, ze niet plat-
gedrukt of vervormd zijn.
Tank
Zuig om de 5 jaar, of indien dit nodig is, met een
afzonderlijke pomp het water en vuiltjes uit die
zich op de bodem van de tank vastgezet hebben.
onderhoud
is
van
e n
v e r l a a g t
d e
e n i g e
c o n t r o l e -
o f
d o o r
m i d d e l
v a n
d e