4.4 Druk
Om een optimale werking van het toestel te kunnen garanderen, is een bepaalde werkdruk mini-
maal noodzakelijk. Daarnaast mag de waterdruk de maximaal toelaatbare druk niet overschrijden.
I
VOORZICHTIG!
De pompdruk (werkdruk) mag niet hoger zijn dan 8,6 bar. Als deze waarde permanent wordt overschreden, moet de pompdruk worden
f
5
verlaagd met behulp van de stelschroef op de pompkop.
De ingangsdruk van het voedingswater moet tussen de 0,15 en 0,4 MPa (1,5 en 4 bar) direct aan de RO liggen.
f
Wanneer de druk hoger is dan 0.4 MPa (4 bar), moet een drukreductieventiel worden geïnstalleerd.
f
Wanneer de druk lager is dan 0,15 MPa (1,5 bar), moet er vooraan in het systeem een drukverhogingsinstallatie worden aangebracht.
f
Het is aan te raden om aan de ingangszijde van het toestel een afsluitkraan te monteren, zo-
dat tijdens onderhoudswerkzaamheden de toestroom van voedingswater kan worden onder-
broken.
Deze moet op de bouwlocatie minimaal zijn uitgevoerd in DN 10. Wanneer de toevoerleiding
onvoldoende van afmeting is, bestaat het gevaar dat de werking van het toestel wordt onder-
broken vanwege een te geringe waterdruk, dan wel een te gering debiet, bijv. bij het door-
spoelen van de membranen van de omgekeerde osmose.
Het inbouwen van een drukreductieventiel kan tot gevolg hebben dat de stroming minder
wordt.
5 Installeren en monteren
5.1
Vereisten voor de inbouw
Voor de plaatsing van het toestel moet een locatie worden gekozen waar het eenvoudig is
een aansluiting te maken op het waterleidingnet.
In de onmiddellijke nabijheid moeten een aansluitmogelijkheid op de riolering en een aparte
aansluiting het lichtnet (220-240 V, 50-60 Hz) aanwezig zijn.
De elektrische aansluiting van het toestel moet via een geaard stopcontact gaan. De stroom-
toevoer en de vereiste druk voor het voedingswater moeten permanent gegarandeerd zijn.
De storingsemissie (stroompieken, hoogfrequente elektro-magnetische velden, storings- en
stroomschommelingen...) door elektrische installaties in de omgeving mag de maximale waar-
den die genoemd staan in de norm EN 61000-6-4 niet overschrijden.
I
VOORZICHTIG!
De kwaliteit van het leidingstelsel: In het gedeelte met het permeaat mag alleen gebruik worden gemaakt van corrosiebestendige mate
f
rialen.
Voor het installeren eerst de Technische gegevens (Kapitel 2) en de Gebruiks /veiligheidsinstructies (Kapitel 4) doorlezen.
f
5.2 Het RO-toestel uitpakken
Haal het toestel uit de verpakking en controleer of alles compleet is en er geen transport schade
is.
I
VOORZICHTIG!
Defecte onderdelen moeten onmiddellijk worden vervangen.
f
Werk daarbij steeds netjes.
f
5.3
Hydraulische installatie
I
VOORZICHTIG!
Voor het aansluiten van apparatuur mogen alleen flexibele slangen worden gebruikt die conform DVGW W 543 zijn.
f
Bij het monteren van toebehoren (slangen, aansluitmateriaal) moet u rekening houden met de inbouwmaten en de bochten.
f
De BWT bestaqua 16 ROC moet geplaatst en gebruikt worden met de magneetplaten gemon-
teerd.
De slangen van het toestel moeten zo zijn gemonteerd dat daar geen spanning op zit.
51