6. BEVEILIGINGEN
6.1 Bewegende onderdelen
In overeenstemming met de normen ter voorkoming van ongelukken moeten alle bewegende onderdelen (ventilatoren, koppelingen enz.)
zorgvuldig beschermd worden met geschikte voorzieningen (ventilatordeksels, lasplaten) alvorens de pomp te laten functioneren.
Tijdens de werking van de pomp vermijden de bewegende onderdelen te naderen (as, ventilator enz.) en in ieder geval, indien dat
nodig zou zijn, alleen met geschikte kleding die voldoet aan de wettelijke normen, zodat het verstrikt raken uitgesloten wordt.
6.2 Niveau geluidslast
Het niveau van de geluidslast van de standaard geleverde pompen met motor is in tabel 1 op pag. 97 aangegeven. Men vermeldt, dat, in de
gevallen waarin het niveau van geluidslast LpA de 85 dB(A) overschrijdt op de installatieplaatsen, men de geschikte GEHOORBESCHERMERS
moet gebruiken, zoals voorgeschreven door de ter zake geldende normen.
6.3 Hete en koude onderdelen
De vloeistof in de installatie kan, behalve onder hoge temperatuur en druk, zich ook in de vorm!
VERBRANDINGSGEVAAR!
Het kan ook gevaarlijk zijn alleen de pomp of onderdelen van de installatie aan te raken.
In geval de hete of koude onderdelen gevaar opleveren, moet men ervoor zorgen deze zorgvuldig af te schermen om contact daarmee te
vermijden.
7. INSTALLATIE
De pompen kunnen wat water bevatten dat achtergebleven is na het testen.
Wij adviseren om de pompen kort uit te spoelen met schoon water, alvorens hen definitief te installeren.
De electropomp moet op een goed geventileerde, tegen weer en wind beschermde plaats met een omgevingstemperatuur van niet
hoger dan 40°C geïnstalleerd worden. Fig. A.
De electropompen met beveiligingsgraad IP55 kunnen in stoffige en vochtige ruimtes geïnstalleerd worden. Indien deze in de open lucht
geïnstalleerd worden, is het over het algemeen niet nodig bijzondere voorzorgsmaatregelente nemen tegen weer en wind.
De koper draagt de volle verantwoordelijkheid voor de voorbereiding van de funderingen. De metalen funderingen moeten geverfd
−
worden om roesten te vermijden, gelijk liggen en stevig genoeg om eventuele krachtinwerkingen van kortsluiting te verdragen. Ze
moeten zulke afmetingen hebben, dat het optreden van trillingen te wijten aan resonantie vermeden wordt.
Bij betonnen funderingen moet men erop letten, dat het beton goed gepakt heeft en dat dit helemaal droog is, voordat de eenheid
erop geplaatst wordt.
Een stevige verankering van de poten van de motor/pomp aan de basis van de fundering bevordert de absorbtie van de eventueel door
de functionering van de pomp veroorzaakte trillingen. Fig. B.
Vermijden dat de metalen leidingen overmatige krachten aan de pompopeningen doorgeven om geen vervorming of breuken te laten
−
ontstaan. Fig. B. Uitzettingen door het thermische effect van de leidingen moet gecompenseerd worden door geschikte maatregelen
om de pomp zelf niet te belasten. De flenzen van de leidingen moeten parallel lopen met die van de pomp.
Om het lawaai tot een minimum te beperken raadt men aan trillingvrije koppelingen op de aan- en afvoerbuizen te monteren alsook
−
tussen de poten van de motor en de fundering.
Het is altijd een goede regel de pomp zo dicht mogelijk bij de op te pompen vloeistof te plaatsen. De leidingen mogen nooit een kleinere
−
interne diameter hebben dan die van de openingen van de electropomp. Als de zuighamer negatief is, is het noodzakelijk in de zuiging
een bodemventiel te installeren met geschikte eigenschappen. Fig. C. Voor een zuigdiepte van meer dan 4 meter of bij lange horizontale
leidingen is het gebruik van een zuigleiding met een grotere diameter dan die van de zuigopening van de electropomp aan te raden.
Onregelmatige overgangen tussen de diameters van de leidingen en nauwe bochten verhogen het vervalverlies enorm. De eventuele
overgang van een leiding met een kleine diameter naar één met een grotere diameter moet trapsgewijs verlopen. Gewoonlijk moet de
lengte van de overgangskegel 5÷7 van het verschil in diameters bedragen.
Zorgvuldig controleren of de koppelingen van de zuigleiding geen luchtinfiltratie mogelijk maken.
Controleren of de pakkingen tussen de flens en de contraflens goed centraal zitten, zodat deze geen weerstand bieden aan de stroom
in de leiding. Om te vermijden dat zich luchtzakken in de
zuigleiding vormen voor een lichte positieve helling van de zuigleiding naar de electropomp zorgen. Fig. C
In geval van installatie van meerdere pompen moet iedere pomp een eigen zuigleiding hebben; uitgezonderd alleen de reservepomp
(indien voorzien), die alleen in geval van mankementen aan de hoofdpomp de werking van één enkele pomp per zuigleiding verzekert
door in werking te treden.
−
Vóór en achter de pomp moeten sluitventielen gemonteerd zijn, zodat vermeden wordt de installatie te moeten legen in geval van
onderhoud op de pomp.
−
Men moet de pomp niet laten functioneren met dichte sluitventielen, gezien men in deze omstandigheden een verhoging
van de vloeistoftemperatuur en de vorming van stoomdruppels binnen de pomp zou krijgen en daardoor mechanische schade.
NEDERLANDS
5 1
2
3
4
28
(Filter voor zuigleiding)
1-Filterlichaam
2- Filter met nauwe mazen
3- Differentiële manometer
4- Staalplaat met gaten
5- Zuigopening van de pomp