15) Reinig het lijmvlak van de voetplaat en de zijkant met isopropylalcohol en raak deze delen niet
meer aan.
16) Plaats de voetplaat in de gietvorm.
17) Plaats de prothesekoker in de gietvorm zonder de koker aan te raken op het lijmvlak.
18) Schuif het stuk van de rubberen ring met een schone houten spatel onder het midden van de
prothesekoker.
INFORMATIE: Dit zorgt ervoor dat de voetplaat en de prothesekoker op de oorspron
kelijke afstand van 3 mm worden gehouden.
19) Fixeer de positie van de prothesekoker ten opzichte van de voetplaat in de gietvorm met tape.
20) Span de samengevoegde componenten ca. 45° naar onderen gekanteld en met het dorsale
gedeelte (de punt van de voet) naar boven gericht in.
Gieten van het polyurethaan (zie voor foto's 646T113*, hoofdstuk 3.4.3)
1) Giet de hele inhoud van de B-component in de houder van de A-component. Roer het poly
urethaan langzaam en zorgvuldig om (2 – 3 min).
2) Voorkom dat er luchtbelletjes worden ingesloten.
3) Schraap de zijkanten en de bodem van de houder tijdens het roeren zorgvuldig af, zodat al
het polyurethaan grondig wordt doorgemengd.
4) Vul de gietvorm vanaf de zijkant van de afstandsring langzaam met het polyurethaan.
Voorkom daarbij dat er luchtbelletjes worden ingesloten.
5) LET OP! Zorg dat de markeringslijn van de voetplaat bij het vullen niet wordt over
schreden.
6) De hoogte van de verbinding met de prothesekoker kan door de kanteling van de prothese
worden beïnvloed.
7) Wanneer het polyurethaan tijdens het uitharden neerslaat, giet u bij tot de markeringslijn van
de voetplaat.
8) Laat de lijmverbinding na het vullen ongestoord uitharden (min. 3 u /min. 20 °C / 68 °F).
Naharden van het polyurethaan (zie voor foto's 646T113*, hoofdstuk 3.4.4)
1) Laat de prothese met de gietvorm liggend op de zijkant in de verwarmingsoven naharden tot
dat deze de definitieve hardheid heeft bereikt (16 u op 80 °C/176 °F).
2) Haal de prothese daarna uit de verwarmingsoven en laat deze afkoelen.
3) Verwijder de gietvorm.
4) Verwijder overgestroomde polyurethaanresten aan de onderzijde van de voetplaat.
5) Snijd het uitstekende polyurethaan aan de rand van de koker af.
6) Reinig de prothese met isopropylalcohol.
5.7 Gereedmaken van de prothese voor gebruik
Voorbereiden van de voetovertrek (zie voor foto's 646T113*, hoofdstuk 3.5.1)
1) De voetovertrek wordt volgens de volgende aanwijzingen stapsgewijs zo aangepast, dat de
prothese precies in de voetovertrek past en de rand van de voetovertrek volledig aansluit op
de prothesekoker.
2) Schuur de proximale rand van de voetovertrek aan de binnenzijde af tot 0.
3) Verwijder de stelwiggen in het hielgedeelte.
4) Voer de prothese zo ver mogelijk in de voetovertrek.
5) Teken een eerste afsnijmarkering af met afwasbare inkt.
6) Snij de rand stapsgewijs bij.
7) Maak de rand aan de binnenzijde scherp.
8) Controleer de pasvorm door de prothese in te voeren.
9) Herhaal deze procedure totdat de prothese precies in de voetovertrek past en de rand van de
voetovertrek volledig aansluit op de prothesekoker.
68