11) De lijmverbinding tussen de voetplaat en de prothesekoker kan optioneel met scheurvaste
tape worden geborgd.
12) Lijm de crêpezool met behulp van de markering weer op de voetplaat.
5.5 Prothese passen
Aanbrengen van de prothese (zie voor foto's 646T113*, hoofdstuk 3.3.1)
1) Breng de prothesekoker aan en borg deze met tape of een geweven band.
2) Gebruik vulmateriaal in de schoen (bijv. schuimplastic) om de voetplaat te stabiliseren.
3) Trek de schoenen aan.
Controle van de statische opbouw (zie voor foto's 646T113*, hoofdstuk 3.3.2)
► Optimaliseer met de L.A.S.A.R. Posture van de statische opbouw aan de hand van de
beschikbare technische informatie.
Controle van de opbouw door dynamische afstelling tijdens het passen (zie voor foto's
646T113*, hoofdstuk 3.3.3)
1) Test de prothese alleen bij normaal lopen, omdat de lijmverbinding niet bedoeld is voor
zwaardere belastingen.
2) Voer een dynamische afstelling tijdens het passen uit.
3) Wijzig de opbouw indien nodig ten aanzien van de plantaire flexie of dorsale extensie, alsook
de pronatie of supinatie door het inleggen van kleine stukjes in de schoen.
4) Als de positie van de prothesekoker ten opzichte van de voetplaat gecorrigeerd moet worden,
volgt u de aanwijzingen voor het losmaken in het hoofdstuk "Definitief vastlijmen van prothese
componenten" (zie pagina 66) onder de kop "Voorbereiding van de prothesekoker en de voet
plaat voor vastlijmen". Vervolgens gaat u verder volgens de aanwijzingen in het hoofdstuk
"Prothese voorbereiden voor passen" (zie pagina 65) onder de kop "Inspannen in het
opbouwtoestel" met inachtneming van de correcties.
5) Herhaal de dynamische afstelling tijdens het passen en corrigeer de positie van de voetplaat
totdat de prothesedrager een harmonisch loopbeeld vertoont en zowel fysiologisch als vrij van
stress kan lopen.
5.6 Definitief vastlijmen van de prothesecomponenten
Vervaardigen van de gietvorm (zie voor foto's 646T113*, hoofdstuk 3.4.1)
1) Om te voorkomen dat er bij verwarming overdruk ontstaat, moet de deksel van de A-compo
nent worden geopend maar niet verwijderd.
2) Verwarm de A-component in een verwarmingsoven om kristallen te verwijderen (min. 3 u op
65 °C / 149 °F).
3) De verwerkingstijd van het polyurethaan kan door afkoeling (min. > 17 °C/ > 62.6 °F) worden
verlengd.
4) Verwijder eventueel geplaatste en/of gefixeerde vullingen uit de prothesekoker.
5) Trek de crêpezool van de voetplaat af.
6) Reinig de voetplaat en verwijder lijmresten.
7) Verwijder de witte tape van de prothesekoker.
8) Schuur het plamuursel recht tot licht concaaf af.
9) De hier door schuren gemodelleerde vorm wordt de vorm van de PU-lijmverbinding.
10) Het schuren moet leiden tot een vorm die het passen van een voetovertrek mogelijk maakt.
11) Span de prothese ca. 40° naar boven gericht en met de punt van de voet naar onderen
gericht in.
12) Oefen het aanbrengen van de polyethyleenplaat op het hielgedeelte van de prothese met
behulp van een stoffen doek.
13) Reinig de polyethyleenplaat aan beide zijden met isopropylalcohol.
14) Verwarm de polyethyleenplaat op 130 °C (266 °F) tot deze glazig en vervormbaar is.
15) Neem de plaat met hittebestendige handschoenen uit de verwarmingsoven.
66