8. DE BRANDSTOFLEIDINGEN CONTROLEREN
Controleer de brandstofleidingen elke 100 bedrijfsu-
ren op scheurtjes of brandstoflekkage. Als een leiding
beschadigd is, moet u deze vervangen.
9. VENTILATORRIEM
WAARSCHUWING:
• Schakel de motor uit en verwijder de sleu-
tel uit de startschakelaar voordat u de
ventilatorriem controleert.
• Wacht tot de motor en de onderdelen vol-
ledig zijn afgekoeld om te voorkomen dat
u zich verbrandt.
De ventilatorriem vindt u rechtsachter in de motorruim-
te onder de motorkap. Controleer de spanning van de
ventilatorriem en controleer de riem ook op schade.
Controleer de doorbuiging van de riem door met
uw vinger met een kracht van 10 kgf in het midden
van de riem (tussen de dynamo en de riemschijf
van de krukas) te drukken. Als de riem ongeveer
13,8 mm tot 14,8 mm doorbuigt, is de spanning in orde.
(1) Ventilatorriem
(2) Riemschijf van de krukas (5) Stelbout
(3) Dynamo
Als de doorbuiging van de riem niet juist is, doet u het
volgende:
a. Haal de vergrendelingsbout en de stelbout van de dy-
namo los.
b. Trek de dynamo naar u toe om meer spanning op de riem
te zetten. Maak de vergrendelingsbout en de stelbout van
de dynamo voorlopig vast terwijl u aan de dynamo trekt.
c. Controleer de doorbuiging om na te gaan of de span-
ning juist is. Als dat zo is, schroeft u de vergrende-
lingsbout en de stelbout stevig vast.
BELANGRIJK: Als de riem is beschadigd, laat de riem
dan door de dealer vervangen.
(4) Vergrendelingsbout
53
10. VOORAFTAKAS (PTO)
Na een lange periode van gebruik kan de riem van de
vooraftakas (PTO) uitrekken en kan de spanning van de
riem onvoldoende zijn. Dan moet u de riem afstellen. Con-
troleer de riemspanning en stel deze eventueel af voordat
u met de maaier gaat werken. Gebruik de maaier niet als
de spanning onvoldoende is. De maaier werkt dan minder
efficiënt en bovendien kan de riem beschadigd raken.
WAARSCHUWING: Controleer de voorafta-
kas (PTO) als de motor koud is. Anders kunt
u zich verbranden.
a. Open de motorkap.
b. Zet de hendel voor de vooraftakas (PTO) in de stand
ON ( ) en controleer of de koppelingsveer goed uit-
rekt. De juiste afstand tussen de windingen van de
uitgerekte veer is 0,3 mm.
(1) Zet de hendel in de stand ''ON''.
c. Als de veer onvoldoende uitrekt, maakt u de borgmoer
los en draait u de stelbout tot de veer voldoende uit-
rekt. Draai de borgmoeren stevig vast na het afstellen.
(1) Stelbout
(2) Borgmoer
VIII. ONDERHOUD
1