11. Foutendiagnose
Bij een correcte bedrading en aansluiting van de voedingsspanning mag enkel de groene LED branden. Wan-
neer ��n van de rode LED's oplicht, zit er in het s��steem een �out, die met behulp van de LED's kan worden
opgespoord.
LED
LED's branden
Voedingsspanning ontbreekt,
niet
te laag o� �out aangesloten
enkele rode LED
Contactlijst(en) niet aangesloten,
brandt
�out aangesloten o� de�ect
Een contactlijst‑aansluiting wordt
niet gebruikt
beide rode
Overbrengingstraject is verstoord
Transmit LED's
o� �out gemonteerd
branden
Contactlijst(en) niet aangesloten,
�out aangesloten o� de�ect
* Als de �out niet in de bedrading zit, kan de �unctie van de elektronica door bezetting van alle SKL‑ingangen
aan de ISK 71‑242 (ISK 71‑942) anal��se‑elektronica (klemmen 3, 10 en klemmen 3, 11) en aan de meebe-
wegende spoelkern (aansluitingen O en C) met telkens ��n 8,2 k٠weerstand gecontroleerd worden. Als
de elektronica daarna correct werkt, moeten de veiligheidscontactlijsten met een weerstandsmeettoestel
gecontroleerd worden. Daarvoor moet de respectievelijke verbinding van de SKL naar de anal��se‑elek-
tronica o� naar de meebewegende spoelkern losgemaakt en met een weerstandsmeettoestel verbonden
worden.
Bij niet‑geactiveerde veiligheidscontactlijst moet de weerstand 8,2 kΩ ±500 Ω bedragen. Als de veilig-
heidscontactlijst geactiveerd is, mag de weerstand 500 Ω niet overschrijden.
** Als de beide LED's voor de meebewegende SKL's (Transmit Opening en Transmit Closing) branden, is
een �out in het inductieve overbrengingss��steem voorhanden. De meest voorkomende oorzaken hiervoor
zijn slechte verbindingen op de spoelkernen, niet correct geïnstalleerde kabels��steemcomponenten (zie
montagehandleiding ISK‑veiligheidsoverbrengingss��steem) o� een ontoelaatbaar lage voedingsspan-
ning .
De kabellus mag een maximale weerstandswaarde van 3 Ω hebben. De weerstandswaarde kan door los-
maken van de staalkabel van de aardingsklem en daarna meten tussen staalkabeluiteinde en aardingsklem
bepaald worden.
Fout
Aansluitingen en voedingsspanning controleren:
‑ 24 V AC/DC op klemmen 8 9
Tolerantiebereik: ±10 %
‑ Aansluitingen van de betreffende contactlijst
controleren (beschadigde toevoerleidingen, brok-
kelige toevoerleidingen etc.)
‑ Veiligheidscontactlijst(en) controleren*
Niet gebruikte contactlijst‑aansluitingen permanent
met ��n van de meegeleverde 8,2 kΩ‑weerstanden
overbruggen.
‑ Mech. montagehandleiding in acht nemen
(ISK veiligheidsoverbrengingss��steem)
‑ Overbrengingskernen op slijtage controleren.
‑ Kabelcircuit controleren; hier moet erop gelet
worden, dat beide overbrengingskernen zich
binnen het kabelcircuit bevinden
‑ Contactpunten kabel / poortlichaam controleren.
‑ Voedingsspanning controleren**
‑ Aansluitingen van de betreffende contactlijst
controleren (beschadigde toevoerleidingen, brok-
kelige toevoerleidingen etc.)
‑ Veiligheidscontactlijst(en) controleren*
Verhelping van de fout
49