10. Inbedrijfstelling en Functiecontrole
Na de overeenko�stige aansluiting van alle elektrische verbindingen en inschakeling van de voedingsspanning,
�oet de poort op correcte �unctie gecontroleerd worden. Daartoe �oeten alle veiligheidscontactlijsten ��n
voor ��n geactiveerd worden en de overeenko�stige reacties van het relais gecontroleerd worden.
Na een succesvolle inbedrij�stelling zijn de veiligheidsuitgangen actie�. Activering van een signaalgever veroor-
zaakt een o�schakeling naar de inactieve toestand van de betreffende veiligheidsuitgang.
Het beveiligingss��stee� dient �et passende tijdsintervallen door deskundigen gecontroleerd te
worden. De controle �oet te allen tijde inzichtelijk worden gedocu�enteerd. De eisen van de
installatie- / �achine�abrikant �oeten worden opgevolgd en nagelee�d.
11. Foutendiagnose
Bij een correcte bedrading en aanleggen van de voedingsspanning �ag alleen de groene LED c��clisch korte
tijd worden uitgeschakeld. Is er een interne �out, wordt via het aantal pulsen een �out�elding gegeven.
Gaat de LED FAULT CLOSING o� LED FAULT OPENING branden, is er een �out in het s��stee�.
Interne �out wordt aangegeven door het aantal pulsen. Op basis van de
de groene LED
�outaanduiding, uitgang uitschakelen, apparaat uitschakelen o� voedingsspanning
knippert c��clisch
controleren.
activering van resp. �out in de �eebewegende veiligheidscontactlijst SKL voor de
Led FAULT CLOSING
dicht-beweging
activering van resp. �out in de �eebewegende veiligheidscontactlijst SKL voor de
Led FAULT OPENING
open-beweging
Bij signalering van een dergelijke �out, �oeten de aansluitingen van de
individuele s��stee�co�ponenten (elektronica, kernen) gecontroleerd
worden. Ligt de �out niet in de aansluitingen, kan de werking van de
elektronica door het aansluiten van een 8,2 kΩ weerstand op de SKL-
ingangen van de spoelkern gecontroleerd worden. Als de elektronica
daarna correct werkt, �oeten de veiligheidscontactlijsten �et een weer-
stands�eettoestel gecontroleerd worden. Daarvoor �oet de respectie-
velijke verbinding van de SKL naar de �eebewegende kern losge�aakt
en �et een weerstands�eettoestel verbonden worden.
Bij niet-geactiveerde SKL �oet de weerstand 8,2 kΩ ± 500 Ω bedragen.
Als de SKL geactiveerd is, �ag de weerstand 500 Ω niet overschrijden.
De �eest voorko�ende oorzaken hiervoor zijn slechte verbindingen op de
spoelkernen en niet correct geïnstalleerde kabels��stee�co�ponenten.
De kabellus �ag een �axi�ale weerstandswaarde van 3 Ω hebben. De
weerstandswaarde kan door los�aken van de staalkabel van het poort-
blad en daarna �eten tussen staalkabeluiteinde en poortblad bepaald
worden.