Onderhoud van de ventielgroepen
DEMONTAGE VAN HET UITLAATVENTIEL
1.
Verfniveau van de installatie demonteren.
2. Uitlaatventielgroep uitbouwen.
3. Afb. 15
Uitlaatventielzitting 14 van zuigerstang 8
afschroeven. De onderdelen reinigen en controleren.
De zuiger bevat een speciale schroefdraad met
een afdichtend / borgend gedeelte. Dit gedeelte
niet verwijderen. Dit gedeelte maakt demontage- /
montagehandelingen mogelijk voordat het nodig
wordt Loctite® op de schroefdraad aan te brengen.
4. Afb. 16
Afdichting en bussen van de zuigerstang verwijderen.
5. Onderdelen reinigen en controleren op slijtage of
beschadigingen, indien nodig onderdelen vervangen.
In deze handeling worden teflon O-ringen (1, 6, 10, 11,
12, 14) verplicht vervangen.
WEER MONTEREN VAN HET UITLAATVENTIEL
1.
Zuiger in bankschroef spannen.
2. Kogel in zuiger plaatsen.
3. Afdichtingen, afstrijkers en bussen monteren.
4. Loctite® op de schroefdraad van de ventielzitting
aanbrengen, wanneer de speciale schroefdraad met
het afdichtende/borgende gedeelte onvoldoende is (in
principe voldoende tot 4 verschillende vervangingen).
5. Ventielzitting in de zuiger schroeven (met koppel 75
Nm).
DEMONTAGE VAN INLAATVENTIEL
1.
Drukontlasting aan de hand van de stappen onder
"PROCEDURE VOOR DRUKONTLASTING" uitvoeren.
2. AFB. 17
Inlaatventiel demonteren. O-ring reinigen en
controleren. Voor het verwijderen van de O-ring is
eventueel een stuk gereedschap nodig.
TERUGMONTEREN VAN HET INLAATVENTIEL
1.
Inlaatdelen in de juiste volgorde monteren. Indien
nodig inlaatzitting 22 omkeren.
Afb. 15
Afb. 16
2. De installatie enkele minuten onder druk laten
draaien, daarbij controleren op lekkages en een
probleemloze werking.
55
Afb. 17
Vertaling van de originele handleiding