15. Controle van de besturingsfuncties
Voordat u het model de eerste keer start, is het noodzakelijk dat u zich met de besturingsfuncties vertrouwd maakt
en de functies van het model test.
Schakel eerst de zender in en sluit de vliegaccu aan het model aan.
Motorfunctie
Let op!
Zorg ervoor dat bij deze motortest geen losse delen, zoals papier, folie of andere voorwerpen door de pro-
peller kunnen worden aangezogen. Let er ook op dat het model bij deze test veilig wordt vastgehouden en
dat er zich geen kledings- of lichaamsdelen in het draai- en gevarenbereik van de propeller bevinden.
• Schuif de stuurknuppel en de motorfunctie (zie figuur 1, pos. 4 of 12, naargelang de ingestelde modus) in de on-
derste stand (motor uit).
• Neem daarna de zender en vervolgens de ontvanger in werking (accu aansluiten).
• Schuif de stuurknuppel voor de motorfunctie langzaam van de onderste in de bovenste stand. De propeller zal
aanlopen en het toerental afhankelijk van de stand van de stuurknuppel verhogen.
• Wanneer de stuurknuppel zich aan de bovenste aanslag bevindt, is het maximum propellertoerental bereikt. Be-
weeg daarna de stuurknuppel terug in de onderste stand.
• Voer een korte motortest door en controleer daarbij de omwenteling van de propeller.
• Voor de opeenvolgende tests moet u absoluut opletten dat de motor uitgeschakeld is. Schuif hiervoor de stuurknup-
pel en de motorfunctie (zie figuur 1, pos. 4 of 12, naargelang de ingestelde modus) opnieuw in de onderste stand
(motor uit).
• Ontkoppel na de tests de vliegaccu van het model en schakel de zender uit.
Neutrale stand
Als de stuurknuppel voor de richtingsroer- en hoogteroerfunctie en de digitale trimming van de stuurfuncties precies
in de middelste stand staan, moet het richtingsroer (afbeelding 10, pos. 1) en het hoogteroer (2) eveneens precies in
de middelste stand staan. Van achter gezien, moeten richtings- en hoogteroeren samen met de besturing een vlak
vormen en mogen niet naar boven, onder, links of rechts uitgeslagen zijn.
96
Afbeelding 10