15. Controle van de besturingsfuncties
Vóórdat u het modelvliegtuig de eerste keer start, is het noodzakelijk dat u zich met de besturingsfuncties
vertrouwd maakt en de functies van het model test.
a) Motorfunctie
Let op!
Zorg ervoor dat bij deze motortest geen losse delen, zoals papier, folie of andere voorwerpen door de
luchtschroef kunnen worden aangezogen. Let er ook op dat het model bij deze test veilig wordt vastge-
houden en dat er zich geen kledings- of lichaamsdelen in het draai- en gevarenbereik van de propeller
bevinden.
• Schuif de stuurknuppel voor de motorfunctie (afbeelding 8) in de onderste positie (motor uit).
• Neem eerst de zender en vervolgens het modelvliegtuig in werking (accu aansluiten).
• Schuif de stuurknuppel voor de motorfunctie langzaam van de onderste in de bovenste stand (afbeelding 9). De
propeller zal aanlopen en het toerental afhankelijk van de stand van de stuurknuppel verhogen.
• Wanneer de stuurknuppel zich aan de bovenste aanslag bevindt, is het maximum propellertoerental bereikt. Be-
weeg daarna de stuurknuppel terug in de onderste stand.
• Voer een korte motortest door en controleer daarbij de omwenteling van de propeller.
• Voor de opeenvolgende tests van de hoogte- en richtingsroerfunctie moet u absoluut opletten dat de motor uitge-
schakeld is. Schuif hiervoor de stuurknuppel voor de motorfunctie (afbeelding 8) opnieuw in de onderste positie
(motor uit).
Afbeelding 8
Afbeelding 9
97