Gebruik overeen-
komstig de be-
doeling
Omgevingsvoor-
waarden
Netaansluiting
Gevaren door net-
en laadstroom
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor gebruik overeenkomstig de bedoe-
ling. Ieder ander of afwijkend gebruik geldt als gebruik niet overeenkomstig de
bedoeling. Voor hieruit voortvloeiende schade, evenals voor gebrekkige of on-
juiste resultaten aanvaardt de fabrikant geen aansprakelijkheid.
Tot gebruik overeenkomstig de bedoeling behoort ook
-
het volledig lezen en opvolgen van de gebruiksaanwijzing en alle aanwij-
zingen met betrekking tot veiligheid en gevaren,
-
het tijdig uitvoeren van inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
-
het naleven van alle tips van de fabrikanten van de accu en de auto
Het gebruik of het opslaan van het apparaat buiten het aangegeven bereik
geldt niet als gebruik overeenkomstig de bedoeling. De fabrikant is niet aan-
sprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.
Precieze informatie over de toelaatbare omgevingsvoorwaarden kunt u vin-
den in de technische gegevens in de gebruiksaanwijzing.
Apparaten met een hoog vermogen kunnen vanwege hun stroomopname de
energiekwaliteit van het net beïnvloeden.
Dit kan voor bepaalde typen apparaten consequenties hebben in de vorm van:
-
aansluitbeperkingen
-
eisen m.b.t. de maximaal toelaatbare netimpedantie
-
eisen m.b.t. het minimaal vereiste kortsluitvermogen
*)
bij de aansluiting op het openbare net
zie technische gegevens
In dat geval moet de eigenaar of de gebruiker van het apparaat eerst nagaan
of het apparaat wel mag worden aangesloten. Indien nodig, dient hiertoe te
worden overlegd met de energieleverancier.
Bij het werken met laadapparaten staat u aan talrijke gevaren bloot, zoals bij-
voorbeeld:
-
elektrisch gevaar door net- en laadstroom
-
schadelijke elektromagnetische velden, die voor dragers van een pace-
maker levensgevaarlijk kunnen zijn
Een elektrische schok kan dodelijk zijn. Elke elektrische schok is in principe
levensgevaarlijk. Om elektrische schokken tijdens het werk te vermijden:
-
geen spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat aanraken.
-
in geen geval de accupolen aanraken
-
laadkabel of accuklemmen niet kortsluiten
Alle kabels en leidingen moeten vastzitten, onbeschadigd en geïsoleerd zijn,
en een voldoende dikke kern hebben. Loszittende verbindingen, door hitte
aangetaste of beschadigde kabels of kabels en leidingen met een te dunne
kern direct door een geautoriseerd bedrijf laten herstellen.
*)
*)
121