Praktische uitvoering van de rugvlucht
Voordat u de eerste kunstvlucht met uw elektrohelikopter probeert uit te voeren, raden wij u aan de in de tabel
voorgestelde waarden voor de rotorblad-invalshoeken te controleren resp. te verstellen.
Nadat de vliegaccu opgeladen is, laat u uw helikopter tot een minimale hoogte opstijgen. De vlieghoogte moet hoog
genoeg zijn om de helikopter in geval van een probleem nog te kunnen opvangen. Deze mag echter ook niet te hoog
zijn, omdat de vluchtsituatie van de helikopter anders slecht herkenbaar is.
Bedien nu de tuimelschakelaar voor de rugvlucht en controleer eerst het gedrag van de helikopter onder normale
vluchtomstandigheden. Door het hogere toerental van de rotorkop zal het model nu aanzienlijk sneller reageren.
Zodra u gewend geraakt bent aan het gewijzigde vlieggedrag, kunt u nu uw helikopter in rugvlucht laten vliegen door
een halve rol of een halve looping uit te voeren.
Door de stuurknuppel voor de pitchfunctie met gevoel terug te trekken kan de helikopter nu in de rugzweefvlucht
gehouden worden.
Voorzichtig!
Zelfs wanneer het staartstuk van het model in uw richting wijst, reageren de duik/nick- en pitchfunctie
nu tegengesteld aan de gebruikelijke stuurrichting. Afhankelijk van de vliegstand waarin de
modelhelikopter zich op dat moment bevindt, veranderen de reacties van het model op de betreffende
besturingscommando's van de zender.
Juist deze continu wisselende reactierichtingen maken de kunstvlucht met een modelhelikopter zo
moeilijk, maar ook zo fascinerend.
126