b) Neutrale stand
Als de stuurknuppel voor de richtingsroer- en hoogteroerfunctie en de digitale trimming van de stuurfuncties precies
in de middelste stand staan, moet het richtingsroer (1) en het hoogteroer (2) eveneens precies in de middelste stand
staan.
Van achter gezien, moeten richtings- en hoogteroeren samen met de besturing een vlak vormen en mogen niet naar
boven, onder, links of rechts uitgeslagen zijn.
Als richtings- en hoogteroer niet nauwkeurig zijn afgesteld, kan dit met behulp van de trimming worden gecorrigeerd.
c) Hoogteroerfunctie
Wanneer de stuurknuppel voor hoogteroerfunctie (zie figuur 11) naar onder (achteruit) beweegt, moet het hoogteroer
naar boven uitslaan. De achterzijde van het roer moet daarbij ca. 2 - 3 mm naar boven worden afgesteld. Tijdens het
vliegen wordt daardoor het staarvlak naar beneden gedrukt en het model stijgt naar boven weg.
Wanneer de stuurknuppel voor hoogteroerfunctie (zie figuur 12) naar boven (vooruit) beweegt, moet het hoogteroer
naar benden uitslaan. De achterzijde van het roer moet daarbij ca. 2 - 3 mm naar beneden worden afgesteld. Tijdens
het vliegen wordt daardoor het staarvlak naar boven gedrukt en het model duikt naar beneden weg. Deze stuurfunctie
wordt gebruikt om het model in een normale vliegpositie te brengen, wanneer het door een stuurfout of een windbui
te sterk naar boven wil stijgen.
98
Afbeelding 10
Afbeelding 11
Afbeelding 12