Wanneer de kachel tegelijk wordt gebruikt met een ventilatiesysteem en/of
afzuigkap, kan er een onderdruk ontstaan in de ruimte waar de kachel staat,
wat kan leiden tot problemen zoals het ontsnappen van rookgassen
uit de kachel. De onderdruk in de ruimte waar de kachel staat mag de
waarde van 4 Pa niet overschrijden bij kamerluchtafhankelijk gebruik.
5.7
Verbrandingslucht-aansluiting
De toevoer van de lucht in de verbrandingskamer geschiedt uitsluitend via een ter
plekke geïnstalleerde luchtaanvoerbuis en de buisaansluitingen van het HASE-lucht-
systeem.
Het HASE-luchtsysteem kan aan de onderkant of aan de
achterkant worden aangesloten
De afgedichte buisaansluitingen worden rechtstreeks naar de open lucht
geleid of aangesloten op een geschikt lucht-rookgassysteem (LAS).
De lucht kan ook worden betrokken uit een ruimte die van buitenlucht wordt
voorzien (bijv. kelder).
INFO: LUCHTTOEVOERLEIDINGEN
De doorvoer van het luchttoevoerkanaal moet voldoende dicht zijn en voldoen aan de
eisen van DIN EN 12237 en DIN EN 13180 van dichtheidsklasse C-D:
► De luchttoevoerleiding heeft een minimale diameter van 100 mm
met max. twee 90°-bochten.
► De maximaal toelaatbare totale lengte is 4,5 m.
► Voor grotere lengtes en meer dan twee bochten is een
bewijs met een speciale berekening vereist.
► De hoeveelheid verbrandingslucht die de kachel nodig heeft
moet worden gewaarborgd
(zie hoofdstuk 12.2 Technische gegevens).
► Voor inspectie en reiniging van het luchttoevoerkanaal
moeten geschikte inspectie-openingen aanwezig zijn.
► Het gehele luchttoevoerkanaal moet luchtdicht zijn en moet
met een waterafstotend isolatiemateriaal tegen condenswater
worden geïsoleerd.
► Vraag uw dealer om advies.
► Bij de inlaatopening moet de diameter van de luchtinlaat
overeenkomen met de diameter van de buis.
► Bij het installeren van een veiligheidshek voor kleine dieren
moet de maaswijdte minstens 10 mm bedragen.
INFO: VERBRANDINGSLUCHTLEIDING
Als er een afsluiter in het verbrandingsluchtkanaal zit
(in sommige landen niet toegestaan), moet deze worden geopend voor ingebruikname.
Als er een luchtrooster bij de aanzuigopening van het verbrandingsluchtkanaal zit
moet dit regelmatig worden gereinigd.
5.8
Schoorsteen-aansluiting
OPMERKING: ONDERDRUK (SCHOORSTEENTREK)
De hoogte van de onderdruk (trek) heeft een sterke invloed op het verbrandingsgedrag
van de haard.
Als de onderdruk hoger is dan aangegeven, nemen de emissies van de haard toe.
Daardoor wordt de haard sterk belast en kan uw kachel beschadigd raken:
► Neem de max. toelaatbare onderdruk van 25 Pa in acht.
5.9
Verbrandingslucht
De verbrandingslucht wordt geregeld door de iQ-regeling.
OPMERKING: ACHTERWANDLUCHT-OPENINGEN
Via de openingen in de achterwand wordt ervoor gezorgd dat de kachel de benodigde
hoeveelheid zuurstof krijgt:
► Sluit de openingen in de achterwand nooit af.
De roosterlucht wordt hoofdzakelijk tijdens de aanloopfase toegevoerd.
Dit versnelt de ontbranding van de brandstof. De raamluchtspoeling zorgt
voor de hoofdtoevoer van zuurstof naar de vlammen en het gloedbed en vermindert
roetaanslag op de ruit van de kacheldeur.
De achterwandlucht verzorgt de vlammen in het bovenste deel van de verbrandingsruimte
als hier een tekort aan verbrandingslucht ontstaat.
5.10 Montage luchtsysteem en ommanteling
INFO: MONTAGE
De montage van de ommanteling (speksteen/keramiek) en de montage van het HA-
SE-luchtsysteem wordt beschreven in de modelspecifieke montagehandleiding:
► Volg de montagehandleiding.
► Laat de montage uitvoeren door een vakman.
nl
113