Draadspanning
verhogen
Draadspanning
verlagen
108
5. Leid de draad onder de twee draadgeleiders door van de draden in
naald (20) & (9). (afb. L).
6. Leid de draad daarna zoals afgebeeld achter de draadgeleider van
de naaldhouder langs en steek deze vervolgens van voren naar ach-
teren door het oog van de betreffende naald. (afb. M).
7. Trek de uiteinden van de draden ongeveer 10 cm uit de ogen van de
naalden naar buiten.
8. Zet de naaivoet omhoog en leg de draden eronder. Laat de naaivoet
daarna weer zakken.
9. Proefdraaien
Als er voor het eerst garen wordt ingeregen of als er na het breken van een
draad tijdens het naaien opnieuw garen moet worden ingeregen, gaat u
als volgt te werk:
Houd de uiteinden van de draden tussen de vingertoppen van uw lin-
kerhand, draai het handwiel (38) langzaam twee of drie keer naar u toe
en controleer of u aan de draden kunt trekken.
Naai nu voorzichtig een paar steken zonder stof toe te voeren om de
verstrengeling van de draden te controleren.
Leg de stof onder de naaivoet (17) om proef te draaien, laat de naaivoet
zakken en begin langzaam te naaien.
De stof wordt automatisch toegevoerd. Leid de stof voorzichtig onder
de naaivoet door.
Als het werk klaar is, naait u door tot zich aan het einde van de stof een
ongeveer 5 - 6 cm lange draadketting heeft gevormd.
Snijd de draden af met de draadsnijder (21) of knip ze af met een schaar.
10. De draadspanning instellen
De vereiste draadspanning is afhankelijk van de soort en dikte van de
draad en de stof.
Controleer de naden en stel de draadspanning afhankelijk hiervan in.
Draadspanning:
Stel de draadspanningsknoppen (7, 8, 22, 23) in op een lager getal: de
spanning wordt lager.
Stel de draadspanningsknoppen in op een hoger getal: de spanning
wordt hoger.