De robotmaaier moet volledig binnen het
maaivlak rijden en mag de hindernis niet
aanraken.
Door de afstand 28 cm rijdt de robotmaaier
langs de begrenzingsdraad in de hoek om
een hoge hindernis heen zonder tegen de
hindernis te stoten.
Bedrading om hoge hindernissen:
Bij het leggen rond hoge hindernissen (1)
zoals muurhoeken en hoge beddingen
moet in de hoeken de draadafstand
precies worden aangehouden, om te
voorkomen dat de robotmaaier tegen de
hindernis schuurt. Leg de
begrenzingsdraad (2) met behulp van de
iMOW® Ruler (3) zoals afgebeeld.
Draadafstand: 28 cm
340
Bij het leggen van de
begrenzingsdraad (1) in een binnenhoek
moet bij een hoge hindernis de
draadafstand met de iMOW® Ruler (2)
worden gemeten.
Draadafstand: 28 cm
Hoogte van hindernissen meten:
De robotmaaier kan over aangrenzende
vlakken, zoals wegen, rijden als het te
overwinnen hoogteverschil minder dan +/-
1 cm is.
Het hoogteverschil met de begaanbare
hindernis (1) is minder dan +/- 1 cm: leg
de begrenzingsdraad (2) zonder afstand
tot de hindernis.
Stel zo nodig de snijhoogte zo in
dat de robotmaaier met het
maaiwerk geen hindernissen
raakt.
Als de laagste snijhoogte wordt
ingesteld, kan de robotmaaier
alleen hoogteverschillen
overwinnen die lager zijn dan
aangegeven.
12.6 Scherpe hoeken
Leg in scherpe hoeken van het gazon
(45° - 90°) de begrenzingsdraad zoals
afgebeeld. De beiden hoeken moeten
minimaal 28 cm uit elkaar liggen, zodat de
robotmaaier langs de rand kan rijden.
Leg de draad niet in hoeken van minder
dan 45°.
12.7 Vernauwingen
Als vernauwingen worden
geïnstalleerd, moet de verplaatste
rit naar het begin (corridor) worden
uitgeschakeld (
11.13) of moeten
zoeklussen worden geïnstalleerd.
(
12.12)
De robotmaaier rijdt automatisch door alle
vernauwingen, zolang de minimale
draadafstand wordt aangehouden. Smalle
gebieden van het maaivlak moeten met
begrenzingsdraad worden afgebakend.
0478 131 9965 D - NL