Bediening
Belangrijk! Voordat u gaat maaien
•
Controleer de motorolie.
•
Vul de brandstoftank met benzine.
•
Controleer de hoogte van het maaidek.
•
Controleer de luchtdruk in de banden.
•
Sluit de accukabels aan.
Plaats van de bedieningsorganen
Mesrotatiehendel (1): Met de mesrotatiehendel start en
stopt u de rotatie van het blad (zie Figuur 7).
Koppelings-/rempedaal (2): Het pedaal heeft twee
functies. De eerste functie is een koppeling. De tweede
functie is een rem.
Koplampschakelaar (3): De koplampschakelaar is de
eerste stand van de contactschakelaar. Als u de lichten
wilt gebruiken terwijl de motor loopt, zet het sleuteltje dan
in de stand voor de lichten.
Contactschakelaar (3): Met de contactschakelaar start u
de motor en zet u de motor af.
Schakelhendel (4): Met de schakelhendel schakelt u naar
een andere versnelling over.
Hefhendel (5): Met de hefhendel kunt u de maaihoogte
verstellen.
Parkeerremhendel (6): Met de parkeerremhendel
schakelt u de rem in wanneer u de machine verlaat.
Gashendel (7): Met de gashendel verhoogt of verlaagt u
het toerental van de motor.
Acceleratiepedaal (8): Met het acceleratiepedaal regelt u
de snelheid van de machine.
7
5
1
6
3
2
Figuur 7
Hulpstukken
Deze machine kan met vele verschillende hulpstukken
worden uitgerust. De machine kan hulpstukken, zoals een
tuinveegmachine, een gazonbeluchter of een
centrifugaalstrooier, trekken. De machine kan niet
gebruikt worden in combinatie met hulpstukken die de
grond omwerken, zoals een ploeg, een schijveneg of een
cultivator.
Voor aanhangers en getrokken hulpstukken bedraagt het
maximumgewicht 113 kg.
De gashendel gebruiken
Met de gashendel (7) verhoogt of verlaagt u het toerental
van de motor (zie Figuur 7).
1. De stand SNEL (FAST) is herkenbaar aan een pal.
Zet de gashendel bij normaal gebruik en bij gebruik
van een grasopvangbak in de stand SNEL (FAST).
Laat de motor in de stand SNEL (FAST) draaien voor
maximale oplading van de accu en voor een koeler
lopende motor.
2. Het motortoerental is in de fabriek afgesteld voor het
leveren van maximale prestaties. Stel de regulateur
niet anders af om het toerental van de motor te
verhogen.
De mesrotatiehendel gebruiken
Met de mesrotatiehendel (1) schakelt u het mes (of de
messen) in (zie Figuur 7).
1. Controleer, voordat u de motor start, eerst of de
mesrotatiehendel (1) in de ONTKOPPELDE stand
staat.
2. Zet de mesrotatiehendel in de INGESCHAKELDE
stand om het mes (of de messen) te laten
ronddraaien.
OPMERKING: Als de motor stopt wanneer u het
mes(of de messen) inschakelt, dan is de
stoelschakelaar niet geactiveerd. Zorg dat u midden
8
op de stoel zit.
3. Zet de mesrotatiehendel in de ONTKOPPELDE stand
om het mes (of de messen) te laten stoppen. Wees er
zeker van dat het mes (of de messen) niet meer
ronddraaien voordat u de bestuurdersplaats verlaat.
4
4. Zet, voordat u met de machine een trottoir of een
weg over rijdt, de mesrotatiehendel in de
ONTKOPPELDE stand.
WAARSCHUWING
Kom nooit met uw handen en voeten in de buurt
van het mes, de opening van de keerplaat en het
maaidek wanneer de motor loopt.
13
nl