De slaafflitser wordt in een van drie mogelijke groepen (A, B of C) geplaatst.
Daarbij kan elke groep uit een of meer slaafflitsers bestaan. Voor elke groep
kan, per groep gescheiden, op de masterflitser de functie TTL of manual M
worden ingesteld.
Om er voor te zorgen dat meerdere remote-systemen in een zelfde ruimte
elkaar niet storen, staan vier verschillende remote-kanalen ter beschikking.
Master- en slaafflitsers die bij een zelfde remote-systeem horen, moeten op
hetzelfde kanaal worden ingesteld. De slaafflitsers moeten met hun inge-
bouwde fotosensor het licht van de masterflitser kunnen ontvangen.
De remote-flitsfunctie ondersteunt ook de synchronisatie bij het dicht-
gaan van de sluiter. De hulpreflector wordt door de remote-functie
niet ondersteund. In de remote-functie vindt in het display van de flit-
ser geen aanduiding van de reikwijdte plaats.
21.1 Instellen en uitschakelen van de remote-functie
• Druk zo vaak op de toets 'SEL', dat in het display 'Select' aangegeven
wordt.
• Stel met de toetsen UP
en DOWN
masterfunctie, 'Remote Slave'
voor het deactiveren van de remote-functie in. De instelling treedt onmid-
dellijk in werking.
• Druk zo vaak op de toets 'Return'
gave terugschakelt. Als u niet op de toets 'Return'
display na ong. 5. terug naar de normale weergave.
21.2 Instellingen op de masterflitser
• Roep met de toets 'Para' na elkaar de instellingen voor de masterflitser M
en de slaafgroepen A, B en C op.
• In de tijd dat M, A, B of C wordt aangegeven met de toets 'Mode' telkens
de flitsfunctie (TTL of M) instellen. Als er geen flitsfunctie wordt aangegeven
is de masterflitser, c.q. de groep gedeactiveerd.
Als de masterflitser gedeactiveerd is heeft deze alleen een sturende
functie en draagt hij met zijn licht zelf niet bij aan de belichting.
'Remote Master'
voor de
voor de slaaffunctie, c.q. 'Remote OFF'
, dat in het display de normale weer-
drukt, schakelt het
• Met de toetsen (-) en (+) kunnen hierbij in de flitsfunctie TTL correcties op
de flitsbelichting van -3 EV tot +3 EV in stappen van 1/3 stop worden
ingesteld. In de functie M wordt met de toetsen (-) en (+) een deelvermogen
ingesteld.
• Aansluitend met de toets 'Para' het remote-kanaal Ch en de zoomstand
van de reflector oproepen en met de toetsen (-) en (+) instellen.
• Met de toets 'Return'
de instelling opslaan. Als u niet op de toets
'Return'
drukt, wordt de instelling na ong. 5 s. automatisch opgesla-
gen.
Het systeem bepaalt, dat de instellingen voor de slaafgroep C na het
opslaan in het display van de masterflitser niet aangegeven staan en
ze alleen tijdens het instellen zichtbaar zijn.
21.3 Instellingen op de slaafflitser
• Met de toets 'Para' na elkaar de instellingen voor het kiezen van de slaaf-
groep 'Group', het remote-kanaal 'Channel' en de reflectorstand 'Zoom'
selecteren. Het instellen van de gewenste slaafgroep, c.q. het remote-
kanaal en de zoomstand van de reflector vindt daarbij met de toetsen (-)
en (+) plaats.
De slaafflitser moet op hetzelfde remote-kanaal als de masterflitser
ingesteld worden!
• Sla met de toets 'Return'
de instellingen op. Als u niet op de toets
'Return'
drukt, wordt de instelling na on g. 5 s. automatisch opgesla-
gen.
21.4 Controleren van de remote-functie
• Zet de slaafflitsers net zo neer, als voor de latere opname gewenst is.
• Wacht af dat alle deelnemende flitsers flitsparaat zijn. Bij de slaafflitsers
knippert de AF-meetflits als ze flitsparaat zijn. Activeer eventueel de akoe-
stische meldingen (Beep; zie 7.2).
• Druk op de masterflitser op de ontspanknop voor handbediening
een proefflits te ontsteken. De slaafflitsers reageren elk per groep na
elkaar, iets vertraagd, met een proefflits. Als een slaafflitser geen proefflits
om
85