• De instelling vindt op de flitser plaats.
• Aanduiding op de flitser na het opslaan:
Groep D:
• D-TTL-3D flitsfunctie.
• De instelling vindt op de flitser plaats.
• Aanduiding op de flitser na het opslaan:
Groep E:
• i-TTL-BL flitsfunctie.
• De instelling vindt op de flitser plaats.
• Aanduiding op de flitser na het opslaan:
Door sommige camera's wordt de TTL-flitsfunctie bij SPOT-belichtings-
meting niet ondersteund! De TTL-invulflitsfunctie wordt daarbij auto-
matisch gedeactiveerd, c.q. laat zich niet instellen. In plaats daarvan
wordt dan de normale TTL-flitsfunctie, c.q. D-TTL of i-TTL uitgevoerd
(zie de gebruiksaanwijzing van uw camera )!
5.4 Automatisch flitsenfunctie A
In de automatisch-flitsenfunctie A meet de fotosensor
door het onderwerp gereflecteerde licht. De fotosensor
thoek van ong. 25° en meet alleen tijdens de eigen lichtafgifte. Als de flitser
voldoende licht heeft gegeven, schakelt de belichtingsautomaat van de flitser
hem onmiddellijk uit. De fotosensor
In het display wordt de maximale reikwijdte van het flitslicht aangegeven. De
kortste flitsafstand bedraagt ong. 10% van de maximale reikwijdte. De flit-
sopnamen lukken het beste als het onderwerp zich ongeveer in het midden
van de reikwijdte bevindt, daarmee wordt de belichtingsautomatiek dan vol-
doende speelruimte voor een uitgewogen verlichting.
Het instellen:
• Druk zo vaak op de toets 'Mode', dat in het display 'Mode' aangegeven
staat.
TTL
BL.
TTL
BL.
TTL
BL.
van de flitser het
heeft een mee-
moet op het onderwerp gericht zijn.
• Stel met de toetsen UP
en DOWN
teerd functie verschijnt dan tegen een balkje. De instelling treedt onmiddel-
lijk in werking.
• Druk op de toets 'Return'
. Het display schakelt naar de normale weer-
gave terug. Als u niet op de toets 'Return'
na ong. 5 sec. naar de normale weergave terug.
Bij een correct belichte opname licht de aanduiding van de flitscontrole "o.k.'
gedurende 3 seconden op (zie 13).
5.5 Automatisch invulflitsfunctie
Bij de automatisch invulflitsfunctie bij daglicht wordt op de flitser in de auto-
A
matisch-flitsenfunctie
een correctiewaarde van ong. -1 EV ... -2 EV
voor de flitsbelichting ingesteld (zie 6.4 en 10.5). Daardoor ontstaat bij de
opname een natuurlijk werkend ophelderingseffect voor de schaduwpartijen.
5.6 Flitsen met manual-instellingen
In de functie van flitsen met manual-instellingen
volle energie uitgestraald zonder dat die geregeld wordt. De aanpassing
aan de opnamesituatie kan bijv. door de diafragma-instelling op de camera
of door het kiezen van een geschikt deelvermogen worden bereikt.
Het instellen:
• Druk zo vaak op de toets 'Mode', dat in het display 'Mode' aangegeven staat.
• Stel met de toetsen UP
en DOWN
teerd functie verschijnt dan tegen een balkje. De instelling treedt onmiddel-
lijk in werking.
• Druk op de toets 'Return'
. Het display schakelt naar de normale weer-
gave terug. Als u niet op de toets 'Return'
na ong. 5 sec. naar de normale weergave terug.
Het instellen van een deelvermogen:
• Druk zo vaak op de toets 'Para' (parameter), dat in het display 'P' voor
deelvermogen wordt aangegeven.
• Stel met de toetsen PLUS / MINUS de gewenste waarde (1/1 – 1/256) in.
A
u de functie
in. De geselec-
drukt, schakelt het display
M
wordt door de flitser de
M
u de functie
in. De geselec-
drukt, schakelt het display
69