nl
Gebruik
Lagedruksysteem:
VOORZICHTIG
Als de uitgangsdruk onjuist is ingesteld, leidt dit tot verkeerde
metingen.
Controleer de uitgangsdruk vóór elke meting.
De uitgangsdruk van de drukregelaar kan veranderen
zodra de ingangsdruk verandert. In een dergelijk geval
moet er met behulp van het handwiel aan de drukregelaar
een naregeling van de uitgangsdruk plaatsvinden. Trek
hiervoor het handwiel eruit en stel de juiste uitlaatdruk van
3 bar in door aan het handwiel te draaien en de manometer
af te lezen. Zet het handwiel weer vast door op het
handwiel te drukken.
124
Bubble-Test:
1. Instelling op de manometer controleren.
2. De Bubble-Test-slang in de
desbetreffende testaansluiting
(3) van de meetinrichting
steken.
3. Het andere uiteinde van de
Bubble-Test-slang (4) in een
met water gevuld reservoir
dompelen.
4. Het afsluitventiel van de
ademluchtvoorziening
langzaam openen. De
installatie spoelen (perslucht
laten wegstromen).
Bij een regelmatig onderhouden installatie 2 tot 3 minuten
en bij andere installaties 5 tot 6 minuten spoelen.
5. De opstijgende luchtbellen tellen:
Op de testaansluiting voor CO
H
S en SO
worden er veel luchtbellen geproduceerd.
2
2
Wanneer er weinig of geen vorming van luchtbellen is,
moet het apparaat worden gereinigd, zie hoofdstuk 6
op pagina 133.
Bij een testaansluiting voor olie en H
vorming van luchtbellen (niet te tellen). Wanneer er
weinig of geen vorming van luchtbellen is, moet het
apparaat worden gereinigd, zie hoofdstuk 6 op
pagina 133.
6. Het ventiel sluiten.
Oil CO
CO H
O
2
2
3
4
, CO, nitreuze gassen,
2
O een zeer sterke
2