Télécharger Imprimer la page

Pommier A5442 Notice Originale page 100

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 1
3. MONTAGEVOORWAARDEN
VOERTUIG
De onderrijbeveiliging aan de achterkant moet op elk voertuig worden geplaatst dat aan een van de volgende
criteria voldoet:
- Voertuig uit categorie *M, N1, N2, N3 of O1, O2, O3, O4.
- Maximaal totaalgewicht van het voertuig: elk brutogewicht.
- De minimale stijfheid van een langsligger + hulpframe en de elasticiteitsgrens van het materiaal moeten
voldoen aan een van de volgende formules overeenkomstig het brutogewicht van het voertuig (in ton):
• 0 < brutogewicht < 21,6 t: I/v (mm³). Re (MPa) ≥ 7583,33 x brutogewicht (t).
• Brutogewicht ≥ 21,6 t: I/v (mm³). Re (MPa) ≥ 163 800 N.m.
De onderrijbeveiligingsstang moet worden geplaatst in overeenstemming met de richtlijnen voor
carrosseriemontage van de fabrikanten en reglement R58-03.
De onderrijbeveiliging moet zo worden geplaatst dat de bodemspeling van het onderste gedeelte van het OBS-
profiel in acht wordt genomen (meting uitgevoerd in onbeladen en startklare toestand), overeenkomstig de
volgende gevallen:
Voor voertuigen uit categorie N2 > 8 t, N3, O3 en O4:
-
o
Hydraulische, hydropneumatische vering: G ≤ 450 mm (zie fig. 1) of een afloophoek van niet
meer dan 8° met een maximum bij 550 mm.
o
Andere veringen: G ≤ 500 mm (zie fig. 1) of een afloophoek van niet meer dan 8° met een
maximum bij
Voor voertuigen uit categorie M, N1, N2 ≤ 8 t, O1 en O2: P = 400 mm min de vervorming (zie tabel 2).
-
De onderrijbeveiliging moet zo worden geplaatst dat maat G ≤ 550 in acht wordt genomen (zie fig. 1).
Voor voertuigen van type G *:
-
o De bovenstaande voorwaarden of een afloophoek van niet meer dan 10° voor categorieën M1G en N1G.
o De bovenstaande voorwaarden of een afloophoek van niet meer dan 20° voor categorieën M2G en N2G.
o De bovenstaande voorwaarden of een afloophoek van niet meer dan 25° voor categorieën M3G en N3G.
De onderrijbeveiliging moet zo worden geplaatst dat maat P max. in acht wordt genomen naar gelang van de
volgende gevallen:
Voertuigcategorie
Maximale vervorming onder
belasting tijdens de proef
O1, O2, M, N1, N2 ≤ 8 t
(P max.)
N2 > 8 t, N3, O3 en O4 met
hoogwerker of kippende
aanhangwagen (P max.)
O3 en O4 (P max.)
De plaats van de koppelinrichting wordt bepaald door norm ISO 11407; het voertuig beantwoordt aan één van
de 3 gedefinieerde klassen, namelijk 1400, 1600 of 1900, dat wil zeggen de afmeting tussen de as van de haak
en de achterkant van de drager met een tolerantie van +0 - 100 mm.
De hoogte van de dissel ten opzichte van de grond bedraagt 380 mm ± 25.
Het trekkende voertuig moet zo zijn ontworpen dat geen van de elementen van de trekker en de
aanhangwagen, behalve de elementen die de koppeling vormen, met elkaar in contact kunnen komen zolang
de hellingshoek van de aanhangwagen ten opzichte van het voertuig niet meer dan 6° bedraagt.
Tijdens het manoeuvreren moet de draaihoek aan weerszijden van het langsvlak van het trekkende voertuig
90° kunnen bereiken en moet de hellingshoek kunnen variëren van 0° tot 6° (zie fig. 1).
* Zie richtlijn 2007/46/EEG voor de bepaling van de voertuigcategorieën.
550 mm.
U GELAST
MECHANISCH
61
300
300
200
Maat P max.,
Stangprofiel
ROND
ALUMINIUM
H 150
71
75
300
300
300
300
200
200
tabel 2
ALUMINIUM VOOR
BEVESTIGING VAN
LICHTEN
103
297
297
197
100/112

Publicité

loading