6. Bediening
6.1 Starten van de motor
1. Breng de AAN/UIT-schakelaar (A) naar de
stand "Ein (I)" om te starten (fi g. 9A).
2. Trek de smoorhendel (B) uit (fi g. 9B) tot hij
vastklikt.
3. Druk tien keer op de knop (C) van de benzi-
nepomp (fi g. 9C).
4. Leg de zaag op een vaste eff en onderlaag.
Pak de zaag vast zoals in de illustratie ge-
toond. Trek snel de starter vier keer. Let op de
roterende ketting! (Fig. 9D)
5. Schuif de smoorhendel (B) erin tot tegen de
aanslag (fi g. 9B).
6. Hou de zaag vast en trek de starter snel vier
keer. De motor zou nu moeten starten (fi g.
9D).
7. Laat de motor 10 seconden warmdraaien.
Druk kort op de gashendel (D), de motor gaat
over tot "stationair toerental" (fi g. 9E).
Indien de motor niet start, herhaalt u de boven
beschreven stappen.
Aanwijzing! De starttrekkabel altijd langzaam
uittrekken tot de eerste weerstand voordat u hem
fl ink doorhaalt om te starten. Laat de starttrekka-
bel na het starten niet terugschieten.
6.2 Herstarten van de warme motor
1. Vergewis u er zich van dat de schakelaar naar
de stand EIN (AAN) is gebracht.
2. Trek tien keer de starterkoord. De motor moet
aanslaan.
6.3 Stoppen van de motor
1. Laat de gashendel los en wacht tot de motor
stopt.
2. Schuif de STOP-schakelaar omlaag om de
motor te stoppen.
Aanwijzing: Om de motor in geval van nood te
stoppen, activeert u de kettingrem en brengt u de
AAN/UIT-schakelaar naar de stand "Stop (0)".
Anl_GH_PC_1535_TC_SPK7.indb 146
Anl_GH_PC_1535_TC_SPK7.indb 146
NL
6.4 Algemene instructies voor het snijden
Gevaar! Het vellen van een boom zonder oplei-
ding is niet toegestaan!
Vellen
•
Vellen betekent het afzagen van een boom.
Kleine bomen met een diameter van 15 tot 18
cm zaagt men normaal met één snede af. Bij
grotere bomen moeten kerfsneden worden
aangezet. Kerfsneden bepalen de richting
waarin de boom gaat vallen.
•
Voordat u begint te snijden dient u een pad
(A) te plannen en vrij te legen om zich terug
te kunnen trekken. De terugtrekpad moet
naar achteren en diagonaal t.o.v. de achterzij-
de van de te verwachten valrichting verlopen,
zoals voorgesteld in fig. 11.
•
Bij het vellen van een boom op een helling
moet de bedieningspersoon van de ketting-
zaag op de opstijgende kant van de helling
gaan staan omdat de boom na het vellen
hoogstwaarschijnlijk de helling eraf gaat rol-
len of glijden.
•
De valrichting (B) wordt door de kerfsnede
bepaald. Voordat u begint te snijden dient u
rekening te houden met de plaats van grotere
takken en met de natuurlijke schuinte van
de boom om het neerkomen van de boom te
schatten (fig. 11).
•
Vel geen boom als er een harde wind of wind
uit wisselende richtingen waait of als het
gevaar voor schade aan eigendom bestaat.
Raadpleeg een specialist voor het vellen van
bomen. Vel geen boom als die op leidingen
terecht zou kunnen komen en verwittig de
overheid die voor deze leiding bevoegd is
voordat u de boom velt.
Algemene richtlijnen voor het vellen van bo-
men (fi g. 12)
Normaal worden bij het vellen 2 hoofdsneden toe-
gepast: inkepen (C) en velsnede (D).
•
Begin met de bovenste kerfsnede (C) aan de
overkant van de valzijde van de boom (E). Let
er op bij de onderste snede niet de diep de
boomstam in te snijden. De inkeping (C) mag
niet te diep zijn zodat een verankeringspunt
(F) van voldoende breedte en dikte gewaar-
borgd is. De inkeping moet breed genoeg
zijn om het neerkomen van de boom zo lang
mogelijk te controleren.
•
Ga nooit voor een boom gaan staan die inge-
keept is. Breng de velsnede (D) aan de ande-
re kant van de boom aan, ca. 3-5 cm boven
de onderkant van de inkeping (C). Zaag de
- 146 -
23.07.14 10:11
23.07.14 10:11