Nederlands
omdat geluiden die op gevaar wijzen (schreeu‐
wen, alarmsignalen e.d.) minder goed hoorbaar
zijn.
Op tijd rustpauzes nemen om vermoeidheid en
uitputting te voorkomen – kans op ongelukken!
De tijdens de zaagwerkzaamheden vrijkomende
stoffen (bijv. houtstof), dampen en rook kunnen
schadelijk zijn voor de gezondheid. Bij stofont‐
wikkeling een stofmasker dragen.
Als de motor draait, draait de zaagketting nog
even door nadat de gashendel wordt losgelaten
– naloopeffect.
Niet roken tijdens het gebruik en in de directe
omgeving van de motorzaag – brandgevaar! Uit
het brandstofsysteem kunnen ontvlambare ben‐
zinedampen ontsnappen.
De zaagketting regelmatig, met korte tussenpo‐
zen en bij merkbare wijzigingen direct controle‐
ren:
– Motor afzetten, wachten tot de zaagketting stil‐
staat
– Staat en vastzitten van de componenten con‐
troleren
– Scherpte controleren
Bij draaiende motor de zaagketting niet aanra‐
ken. Als de zaagketting door een voorwerp wordt
geblokkeerd, de motor direct afzetten – dan pas
het voorwerp verwijderen – kans op letsel!
Voor het achterlaten van de motorzaag de motor
afzetten.
Voor het vervangen van de zaagketting de motor
afzetten. Door het onbedoeld aanlopen van de
motor – kans op letsel!
Licht ontvlambare materialen (bijv. houtspanen,
boomschors, droog gras, benzine) uit de buurt
van de hete uitlaatgassen en de hete uitlaatdem‐
per houden – brandgevaar! Uitlaatdempers met
katalysator kunnen bijzonder heet worden.
Nooit zonder kettingsmering werken, daarvoor
op het oliepeil in de olietank letten. Werkzaam‐
heden direct onderbreken als het oliepeil in de
olietank te laag is en kettingolie bijvullen – zie
ook "Kettingolie bijvullen" en "Kettingsmering
controleren".
Als de motorzaag niet volgens voorschrift
(bijv. door geweld van buitenaf, door stoten of
vallen) werd uitgeschakeld, voor het opnieuw in
gebruik nemen beslist de bedrijfszekerheid con‐
troleren – zie ook "Voor aanvang van de werk‐
zaamheden".
6
Vooral op lekkage van het brandstofsysteem en
de goede werking van de veiligheidsinrichtingen
letten. Een niet bedrijfszekere motorzaag in geen
geval verder gebruiken. In geval van twijfel con‐
tact opnemen met een geautoriseerde dealer.
Op een correct stationair toerental letten, zodat
de zaagketting na het loslaten van de gashendel
niet meer meedraait. Regelmatig instelling statio‐
nair toerental controleren, resp. indien mogelijk
corrigeren. Als de zaagketting bij stationair toe‐
rental toch meedraait, de motorzaag bij een
geautoriseerde dealer ter reparatie aanbieden.
De motorzaag produceert giftige uit‐
laatgassen zodra de motor draait.
Deze gassen kunnen geurloos en
onzichtbaar zijn en onverbrande kool‐
waterstoffen en benzol bevatten.
Nooit in afgesloten of slecht geventi‐
leerde ruimtes met de motorzaag
werken – ook niet bij machines met
katalysator.
Bij het werken in greppels, slenken of op plaat‐
sen met weinig ruimte, steeds voor voldoende
luchtventilatie zorgen – levensgevaar door vergif‐
tiging!
Bij misselijkheid, hoofdpijn, gezichtsstoornissen
(bijv. kleiner wordend blikveld), gehoorverlies,
duizeligheid, afnemende concentratie, de werk‐
zaamheden direct onderbreken – deze sympto‐
men kunnen onder andere worden veroorzaakt
door een te hoge uitlaatgasconcentratie – kans
op ongelukken!
2.11
Na de werkzaamheden
De motor afzetten, kettingrem blokkeren en de
kettingbeschermer aanbrengen.
2.12
Opslaan
Als de motorzaag niet wordt gebruikt, deze zo
opbergen dat niemand in gevaar kan worden
gebracht. De motorzaag zo opbergen dat onbe‐
voegden er geen toegang toe hebben.
De motorzaag veilig in een droge ruimte bewa‐
ren.
2.13
Trillingen
Langdurig gebruik van het motorapparaat kan
leiden tot door trillingen veroorzaakte doorbloed‐
ingsstoornissen aan de handen ("witte vingers").
Een algemeen geldende gebruiksduur kan niet
worden vastgesteld, omdat deze van meerdere
factoren afhankelijk is.
De gebruiksduur wordt verlengd door:
2 Veiligheidsinstructies
0458-738-7621-C