3.0
INSTALLATIE
3.1
PLANNING: Maak een plan voor uw valbeveiligingssysteem voordat u begint met uw werkzaamheden. Houd rekening
met alle factoren die uw veiligheid voor, tijdens en na een val kunnen beïnvloeden. Houd rekening met alle eisen en
beperkingen die in sectie 1 zijn gedefinieerd.
3.2
LICHAAMSONDERSTEUNENDE BEVESTIGING: Om het lichaam te borgen of te werken aan een lijn, moet
een energie-absorberende lijn worden gebruikt. Bevestig de lijn voor borgtoepassingen aan het betreffende
bevestigingselement (D-Ring) op het harnas of aan de riem (zie afbeelding 7). Lees de instructies bij uw harnas of
riem voor andere valbeschermingstoepassingen en aanbevolen bevestigingen.
4.0
WERKING
;
Personen die de zelfintrekkende valstopapparaten (SRD's) voor het eerst of onregelmatig gebruiken moeten
eerst de 'Veiligheidsinformatie' voor in deze handleiding doornemen voordat ze het zelfintrekkende valstopapparaat
gaan gebruiken.
4.1
INSPECTIE DOOR DE GEBRUIKER Inspecteer de lijn voor elk gebruik aan de hand van de inspectiechecklist in het
' Logboek voor inspectie en onderhoud (tabel 2). Als bij een inspectie een onveilige situatie aan het licht komt of de
lijn is blootgesteld aan een beschadiging of valstopkrachten, moet de lijn buiten gebruik worden gesteld en vernietigd.
4.2
NA EEN VAL: Elke lijn die is blootgesteld aan de krachten van een valstop of die beschadigingen vertonen die door
een valstop zouden kunnen zijn veroorzaakt, zoals in het ' Logboek voor inspectie en onderhoud' (tabel 2), moet
buiten gebruik worden gesteld en vernietigd.
5.0
INSPECTIE
5.1
REGELMAAT VAN INSPECTIE: De lijn moet worden geïnspecteerd met de intervallen die zijn gedefinieerd in sectie 2.
De inspectieprocedures zijn beschreven in het 'Logboek voor inspectie en onderhoud' (tabel 2).
;
Bij extreme werkomstandigheden (agressieve omgeving, langdurig gebruik enzovoort) moet het inspectie-
interval korter zijn.
5.2
ONVEILIGE OF GEBREKKIGE OMSTANDIGHEDEN: Als bij inspectie een onveilige of defecte conditie aan het licht
komt moet de lijn onmiddellijk buiten gebruik worden gesteld en vernietigd om te voorkomen dat deze alsnog wordt
gebruikt. Lijnen kunnen niet worden gerepareerd.
5.3
GEBRUIKSDUUR VAN HET PRODUCT: De functionele levensduur van 3M lijnen is afhankelijk van de
werkomstandigheden en het onderhoud. De maximale levensduur kan variëren van 1 jaar voor zwaar gebruik in
extreme omstandigheden, tot 10 jaar voor licht gebruik in milde omstandigheden. Zolang het product bij inspectie
aan de criteria voldoet, kan het in gedurende maximaal 10 jaar in gebruik blijven.
6.0
ONDERHOUD, SERVICE EN OPSLAG
;
Lijnen mogen alleen worden schoongemaakt en gedesinfecteerd volgens de methode omschreven in de
hierna volgende 'Reinigingsinstructies'. Andere methoden kunnen een nadelig effect hebben op de lijnen of de
gebruiker.
6.1
REINIGEN: Reinig lijnen als volgt:
•
Maak de buitenkant van de lijn regelmatig schoon met water en een milde zeepoplossing. De watertemperatuur
moet niet hoger zijn dan 40 °C (104 °F). Hang de zodanig op dat overtollig water eruit kan weglopen. Niet
chemisch reinigen. Niet strijken. Zorg ervoor dat labels schoon zijn.
•
Spoel af en droog grondig aan de lucht. Droog niet geforceerd met warmte.
;
Gebruik een wasmiddel zonder bleekmiddel om de lijnen schoon te maken. Gebruik NOOIT wasverzachter of
droogtrommeldoekjes voor het schoonmaken of drogen van de lijnen
6.2
ONDERHOUD: Lijnen kunnen niet worden gerepareerd. Neem de lijn buiten gebruik en vernietig deze als de lijn heeft
blootgestaan aan valkrachten of als bij inspectie een onveilige of defecte toestand wordt geconstateerd.
6.3
TRANSPORT/OPSLAG: Bewaar en vervoer lijnen in een koele, droge, schone omgeving, beschermd tegen direct
zonlicht. Vermijd plekken waar chemische dampen kunnen voorkomen. Inspecteer de lijn grondig nadat deze
gedurende een langere periode opgeslagen is geweest.
143