2.
De motor wordt stilgelegd
en de machine produceert
een geluidssignaal.
3.
Het maaien verloopt moei-
zaam.
4.
Men hoort overdreven
geluiden en/of trillingen
tijdens het werk.
5.
Kleine autonomie van de
accu.
6.
De acculader laadt de
accu niet op.
13. OP AANVRAAG LEVERBARE ACCESSOIRES
13.1
KIT VOOR "MULCHING"
Snijd het gemaaide gras fijn en laat het op het gazon lig-
gen, als alternatief voor de opvang in de zak (voor machi-
nes die hiervoor voorzien zijn) (Afb.31).
13.2
ACCU'S
Er zijn accu's met verschillende vermogens beschikbaar,
aangepast aan specifieke operationele vereisten (afb.32).
De lijst van de voor deze machine gehomologeerde accu's
bevindt zich in de tabel 'Technische Gegevens'.
13.3
ACCULADER
Inrichting die gebruikt wordt voor het opladen van de accu
(afb.33).
Accu niet correct geplaatst.
Accu plat.
Ingreep van de thermische bescherming
wegens oververhitting van de motor.
Snij-inrichting geblokkeerd.
Storing van de machine
Het maaimechanisme is niet in goede
staat.
Bevestiging van het maaimechanisme
losgekomen of maaimechanisme be-
schadigd.
Zware gebruiksconditie met grotere
stroomabsorptie.
Accu niet voldoende voor de werkbe-
hoeften.
Accu niet correct geplaatst in de accu-
lader.
Niet geschikte omgevingscondities.
Vuile contacten.
Geen spanning aan de acculader.
Defecte acculader.
Open het luikje en verzeker u ervan dat de accu
juist geplaatst is (par. 7.2.3).
Controleer de ladingsstaat en herlaad de accu
(par. 7.2.2).
Wacht minstens 5 minuten en herstart dan de
machine.
Stop de machine, verwijder de contactsleutel,
draag werkhandschoenen.
Controleer en verwijder eventuele verklemmin-
gen onderaan de machine (par. 7.3.2) die de
rotatie van de maai-inrichting verhinderen.
Indien het probleem aanhoudt, contacteer dan
een Dienstencentrum voor controle, vervangin-
gen of herstellingen (par. 8.1).
Verwijder de contactsleutel en contacteer een
Dienstencentrum voor controle, vervanging of
herstelling.
Contacteer een dienstencentrum voor het bijslij-
pen en vervangen van het maaimechanisme.
Stop de motor onmiddellijk en verwijder de
contactsleutel.
Contacteer een dienstencentrum voor controle,
vervangingen of herstellingen (par. 8.1).
Optimaliseer het gebruik (par. 7.2.1).
Gebruik een tweede accu of een sterkere accu
(par. 13.2).
Controleer of de accu correct geplaatst is (par.
7.2.3).
Herlaad de accu in een omgeving met geschik-
te temperatuur (zie handleiding van de accu/
acculader).
Reinig de contacten.
Controleer of de stekker in het stopcontact
steekt en of er spanning aanwezig is in het
stopcontact.
Vervangen met een origineel wisselstuk.
Indien het probleem aanhoudt, raadpleeg de
handleiding van de accu / acculader.
NL - 12