All manuals and user guides at all-guides.com
b) Controleren en instellen van de hulppaddel
Controleer, of de beide paddels van de hulprotor (1)
eenzelfde afstand (A) tot de paddel-brug (2) hebben en
absoluut parallel aan elkaar staan. Bovendien moeten bei-
de paddels ook absoluut exact evenwijdig aan de paddel-
brug (2) staan.
Afbeelding 7 is een schematische weergave
voor de hoofdrotor die niet 100% identiek aan
uw helikopter is.
De punten A en B dienen voor de plaatsbepaling
en geven de stuurstangen voor de pitch-
besturing weer.
c) Controleren en instellen van de pitchwaarde
Controleer vervolgens de correcte montage van de servohefboom op de tuimelschijf-servo's. Indien de stuurknuppel
voor de pitch-sturing in de middelste stand staat, moeten de servo-hefbomen in een hoek van 90° staan ten opzichte
van de stuurstangen.
De pitchwaarde van de hoofdrotorbladen moet dan 5°- 6° bedragen. Voor het meten van de pitch-waarde moet
absoluut een geschikte pitch-instelmal worden gebruikt.
Voor de verschillende vliegtoestanden bleken de volgende combinaties een goede uitgangsbasis voor de instelling
van uw persoonlijke waarden.
Zweefvlucht / normaal vliegen
Punt
Knuppelstand %
(stick)
1
0
2
25
3
50
4
75
5
100
Eenvoudige acrobatische vlucht
Punt
Knuppelstand %
(stick)
1
0
2
25
3
50
4
75
5
100
98
Motorvermogen % Pitchwaarde
(gascurve)
(pitchcurve)
0
0°
40
2° – 3°
70
5° – 6°
85
7° – 8°
100
9° – 11°
Motorvermogen % Pitchwaarde
(gascurve)
(pitchcurve)
90
-5°
85
0°
80
5° – 6°
85
7° – 8°
100
9° – 11°
100
85
70
40
0
25
50
Stick %
100
90
85
80
0
25
50
75
Stick %
Afb. 7
75
100
100