Verwijder de schroef van de te verbinden zijkanten
(B)
die
het
dichtst
instrumentenpaneel is geplaatst.
Plaats de apparaten naast elkaar en plaats ze
waterpas zodat de vlakken op dezelfde hoogte zijn
geplaatst. (C)
Breng het (meegeleverde) verbindingsplaatje aan op
zijn plaats naast de niveaus. Verbind de apparatuur
onderling door de (meegeleverde) platte M5-
schroeven op het verbindingsplaatje aan te draaien.
(D)
Draai een van de twee plaatjes in de onderling te
verbinden apparatuur 180° (E).
Verbind de apparatuur onderling door de schroef
M5x40 op het element (E) vast te draaien.
ROOKAFVOERSYSTEEM
Leg de rookafvoer aan volgens het " type"
apparatuur. Op het typeplaatje is het type apparatuur
aangegeven.
APPARATUUR TYPE "A1"
Plaats de apparatuur type " A1 " onder een afzuigkap
om het afzuigen van de rook en de dampen te
waarborgen.
APPARATUUR TYPE "B21"
Plaats de apparatuur type "B21" onder een afzuigkap.
APPARATUUR TYPE "B11"
Monteer de geschikte schoorsteen op de apparatuur
type " B11 ". Vraag dit aan bij de fabrikant van de
apparatuur. Volg de montageaanwijzingen die samen
met de schoorsteen worden geleverd.
Sluit een buis, bestendig tegen een temperatuur van
300°C, met een diameter van 150/155 mm aan op de
schoorsteen.
Voer hem naar buiten of naar een schoorsteen
waarvan de efficiëntie is vastgesteld. De buis mag
niet langer zijn dan 3 meter.
7.
AANSLUITINGEN
Het installatieschema achterin deze handleiding
bevat de positie en de afmeting van de aansluitingen.
in
de
buurt
van
het
AANSLUITING OP GASLEIDING
- Verifieer of de apparatuur kan functioneren met het
gastype waarvan het wordt voorzien. Controleer de
gegevens van de etiketten op de verpakking en de
apparatuur.
- Pas de apparatuur aan het gebruikte gastype aan.
Volg de aanwijzingen van de volgende paragraaf
"Aanpassing op een ander gastype".
- Op apparatuur top is tevens een aansluiting achter
verkrijgbaar. Draai de dop los en draai hem op de
aansluiting voor vast.
- Installeer op een goed bereikbare plaats voor de
apparatuur een kraan met een snelsluiter.
- Gebruik geen leidingen met een diameter die kleiner
is dan de diameter van de gasaansluiting van de
apparatuur.
- Verifieer na de aansluiting of de aansluitpunten niet
lekken.
AANSLUITING OP ELEKTRICITEITSNET
Verifieer of de apparatuur kan functioneren met de
spanning en de frequentie van de voeding. Controleer
de gegevens van het typeplaatje van de apparatuur
en het plaatje dat in de buurt van het klemmenbord
is aangebracht.
Installeer op een goed bereikbare plaats voor de
apparatuur een omnipolaire afscheider met een
opening tussen de contacten die een volledige
afkoppeling volgens de voorwaarden van de
overspanningscategorie III mogelijk maakt.
Gebruik een flexibele voedingskabel met rubberen
isolatie en eigenschappen die op zijn minst gelijk zijn
aan het type H05 RN-F.
Sluit de voedingskabel aan op het klemmenbord
volgens de aanwijzingen van het schakelschema dat
samen met de apparatuur is geleverd.
Zet de voedingskabel vast met de wartel.
Bescherm de voedingskabel buiten de apparatuur
met een metalen of stugge plastic buis.
Laat de beschadigde voedingskabel door de fabrikant,
diens servicecentrum of door een soortgelijk
gekwalificeerd personeel vervangen om risico's te
vermijden.
OP DE PANELEN DIE TOEGANG BIEDEN
TOT DELEN ONDER SPANNING IS HET
SYMBOOL "HOOGSPANNING"
AANGEBRACHT.
AANSLUITING
OP
56
DE
AARDE
EN
OP