5.6
Bevestiging van de brander op de ketel
Voorzie een geschikt systeem om de brander te
heffen.
Bij sommige ketels is het mogelijk dat de CO-
waarden worden overschreden die zijn verklaard
in deze handleiding. Om deze emissies te verla-
gen, moet de bijgeleverde circulatieleiding ge-
OPGELET
bruikt worden.
Om de brander op de ketel te monteren, als volgt te werk gaan:
Plaats de schroef en de twee moeren 3)(Afb. 8) op de flens
1)(Afb. 8).
Vergroot, indien nodig, de gaten 6)(Afb. 7) in de isolerende
flensdichting 5)(Afb. 8).
Bevestig de flens 1) op het deurtje van de ketel 4)(Afb. 8)
met behulp van de schroeven 2) en (indien noodzakelijk) de
moeren 3), en plaats de afdichting 5)(Afb. 8) er tussen.
5.7
Regeling van de branderkop
De regeling van de branderkop varieert naar gelang het debiet
van de brander. Ga als volgt te werk om de regeling uit te voeren:
draai de regelschroef 12)(Afb. 9) rechtsom of linksom tot het
merkteken op de regelbeugel 8)(Afb. 9) samenvalt met het
buitenvlak van de verstuiverhoudergroep 7)(Afb. 9).
In het voorbeeld is de kop geregeld voor een vermogen van
0,85 GPH bij 15 bar.
De stelbeugel 8)(Afb. 9) is geijkt op merkteken 3 wat over-
eenstemt met het buitenvlak van de groep verstuiverhouder
7)(Afb. 9) zoals is aangeduid in Tab. G pag. 21.
20138078
Installatie
Controleer altijd dat de branderkop volledig door
de volledige dikte van de keteldeur komt.
OPGELET
De dichting brander-ketel moet hermetisch
zijn.
OPGELET
S9673
14
NL
6
D5012
S7189
Afb. 7
Afb. 8
12
7
8
Afb. 9