– Het montagevlak moet geheel vlak zijn (max. 1 mm
verschil tussen de afzonderlijke montagepunten).
– Het montagevlak mag geen licht ontvlambare stoffen
bevatten.
– De normale parkeerpositie van het voertuig.
NL
– De positie van de laadstekker op het voertuig.
– Een zo kort mogelijke kabelverbinding van het laadsta-
tion naar het voertuig.
– Geen risico is dat de laadkabel wordt overreden.
– Mogelijke elektrische aansluitingen.
– Geen belemmering van voetpaden en vluchtwegen.
– Aanwezigheid van WLAN-ontvangst of UMTS-ont-
vangst.
– Bescherming tegen direct zonlicht en regen voor een
optimale en storingsvrije werking.
– Inachtneming van lokale voorschriften zoals garage- of
brandveiligheidsverordening.
6.2
Criteria voor de elektrische aansluiting
De maximaal configureerbare laadstroom is op het type-
plaatje van het laadstation vermeld. Het typeplaatje be-
vindt zich aan de rechterkant van het laadstation.
De maximaal toegestane laadstroom wordt bepaald door
het beschikbare vermogen in de huisaansluiting. De elek-
tricien voert de noodzakelijke instellingen tijdens de confi-
guratie uit.
(zie online configuratiehandleiding: https://webasto-
charging.com/documentation)
Laat voor aanvang van de aansluitwerkzaamheden de
voorwaarden daarvoor door een elektricien controleren.
Neem ook de nationale regelgeving van de autoriteiten
en netbeheerders in acht, bijvoorbeeld de meldplicht bij
installatie van een laadstation.
De hierna genoemde beveiligingsinrichtingen moeten
dusdanig zijn ontworpen dat het laadstation in geval van
een fout met alle polen wordt losgekoppeld van het elek-
triciteitsnet. Bij de keuze van de beveiligingsinrichtingen
zijn de nationale installatievoorschriften en normen van
toepassing.
52
6.2.1 Dimensionering van de aardlekschakelaar
Ter bescherming tegen sinusvormige wisselfoutstromen,
pulserende gelijkfoutstromen en gladde gelijkfoutstromen
moet een aardlekschakelaar (RCD) type B conform EN
62423 worden voorgeschakeld. De nominale foutstroom
mag niet groter zijn dan 30 mA.
6.2.2 Dimensionering van de installatieautomaat
De installatieautomaat (MCB) moet voldoen aan EN
60898. De doorlaatenergie (I²t) mag 80.000 A²s niet
overschrijden.
Als alternatief mag ook een combinatie van aardlekscha-
kelaar en installatieautomaat (aardlekautomaat, RCBO)
conform EN 61009-1 worden gebruikt. Voor deze aard-
lekautomaat gelden ook de hiervoor genoemde parame-
ters.
6.2.3 Apparaat voor loskoppeling van het
elektriciteitsnet
Het laadstation heeft geen eigen netschakelaar. De bevei-
ligingsinrichtingen die in het elektriciteitsnet zijn geïnstal-
leerd, dienen daarom ook voor de loskoppeling van het
elektriciteitsnet.
6.2.4 Doorsnededimensionering van de externe
voeding
De elektricien bepaalt de doorsnede van de geleider.
De doorsnede van de externe voeding hangt af van:
– het maximaal beschikbare vermogen van de huisaan-
sluiting;
– de leidinglengte.
6.3
Installatie
Zie ook hoofdstuk 13 "Montage". Het meegeleverde
montagemateriaal is bestemd voor de installatie van het
laadstation op een gemetselde muur of een betonnen
wand. Voor de installatie op de standaard is het monta-
gemateriaal aanwezig in de betreffende leveromvang van
de standaard.
ü Leveromvang is gecontroleerd op volledigheid.
Neem de montagepositie op de installatielocatie in
u
acht. Zie hoofdstuk 13 "Montage"
Haal het boorsjabloon aan de perforatie uit de verpak-
u
king.
u
Markeer de vier posities van de boorgaten op de instal-
latielocatie met behulp van het boorsjabloon. Zie
hoofdstuk 13 "Montage"
u
Boor 4 x 8 mm boorgaten in de gemarkeerde posities.
u
Monteer de houder voor de wandbevestiging met 2
pluggen en 2 schroeven, 6 x 70 mm, T25 in de boven-
ste boorgaten.
u
Verwijder de onderste afdekking van het aansluitge-
deelte van het laadstation.
Zie daarvoor ook Afb. 5
Verwijder de spiraalknikbescherming in het aansluitge-
u
deelte van het laadstation en leg deze bij het resteren-
de meegeleverde materiaal.
Bij een opbouwmontage: maak een uitsparing voor
u
het aanleggen van de externe voeding en netwerkge-
gevensleiding aan de daarvoor bestemde breekpunten
aan de achterkant van het laadstation (ontbraam, in-
dien nodig, de breekkanten met behulp van de ronde
vijl).
u
Steek de externe voeding en netwerkgegevensleiding
door de daarvoor bestemde doorvoeringen en plaats
het laadstation op de reeds gemonteerde houder.
u
Monteer het laadstation met 2 schroeven, 6 x 90, T25
via de bevestigingsgaten in het onderste aansluitge-
deelte.
Aansluiting laadkabel
u
Schuif de spiraalknikbescherming over de meegelever-
de laadkabel met de opening zonder schroefdraad
vooraan.
u
Voer de laadkabel door de voorgemonteerde afdicht-
klem.
AANWIJZING
Let erop dat de voorgemonteerde rubber afdich-
ting goed vastzit in de afdichtklem.
u
Schuif de laadkabel minimaal 1 cm verder dan de bo-
venkant van het klemgedeelte van de kabelklem.
u
Draai de knikbeschermingsspiraal met een paar om-
draaiingen op de afdichtklem.
AANWIJZING
Draai deze nog niet vast.
5110326B OI II Webasto Live Multilanguage