Güde GKS 1100 P Mode D'emploi page 34

Vóór ieder gebruik:
1. Controleer uw zaag. Wanneer een of ander onderdeel van deze afkortzaag ontbreekt, verbogen of
anderszins onbruikbaar is of de elektrische installatie defect is, schakelt u de zaag uit en trekt u de
netstekker uit. Vervang alle ontbrekende, beschadigde of defecte onderdelen voordat u de zaag
opnieuw gebruikt.
2. Plan uw werk zodanig dat de ogen, de handen, het gezicht en de oren beschermd zijn.
3. Draag een veiligheidsbril, die met de eisen van de DIN norm 58214
overeenkomt. Tijdens het gebruik van de machine kunnen verontreinigingen in de ogen worden
geslingerd, permanente storingen in het gezichtsvermogen kunnen het gevolg zijn.
Veiligheidsbrillen koopt u op de plaats waar u de afkortzaag hebt gekocht. Het gebruik van
veiligheidsbrillen die niet voldaan aan de DIN norm 58214, kan door breuk van het veiligheidsglas
tot zwaar letsel leiden.
4. Draag tijdens stoffige bewerkingen naast de veiligheidsbril een stofmasker.
5. Om te vermijden dat het zaagblad gaat klemzitten of dat werkstukken weggeslingerd worden:
6. kies een voor het zaagproces geschikt zaagblad. Zaag met deze
afkortzaag uitsluitend hout, houtachtige werkstukken of zacht metaal zoals b.v. aluminium.
7. De pijl op het zaagblad die de draairichting aangeeft, moet in dezelfde richting staan als de op de
zaag aangebrachte pijl. De tanden van het zaagblad moeten aan de voorzijde van het apparaat
naar beneden staan.
8. Controleer of het zaagblad scherp, onbeschadigd en correct bijgesteld is. Druk de zaagkop naar
beneden wanneer de netstekker uitgetrokken is. Draai het zaagblad met de hand en controleer of
het vrij loopt. Kantel de zaagkop naar de 45°-positie en herhaal de test. Als het zaagblad ergens
contact maakt, stelt u de zaagkop opnieuw bij, zoals omschreven staat in paragraaf 6
„Werkvoorbereiding".
9. Houd het zaagblad en de spanvlakken van de zaagbladflens schoon.
10. De zaagbladflenzen moeten altijd met de vastgedraaide uitsparing naar binnen toe (naar het
zaagblad toe) gemonteerd zijn.
11. De kant van de flensschijf met de vastgedraaide uitsparing moet tegen de bladflens aanliggen.
12. De flensschroef moet met een 13 mm steeksleutel handvast zijn vastgedraaid.
13. Controleer dat alle spanvoorzieningen vastzitten en dat geen onderdeel te grote speling vertoont.
14. Nooit uit de losse hand zagen:
a. Werkstuk steeds stevig tegen aanslag en tafel houden, zodat het tijdens het zagen niet
schudt of zich kan verdraaien. Beneden het werkstuk mogen zich geen zaagspaanders
kunnen ophopen.
b. Controleer of het werkstuk na het doorzagen niet kan bewegen
(b.v. omdat het niet over het gehele vlak op- of aanligt
c. Gebruik voor het zagen van niet over het gehele vlak aanliggende werkstukken steunen,
toevoerhulpstukken of een andere machine.
15. Controleer of de afgesneden stukken zijwaarts van het zaagblad af kunnen gaan. Anders kunnen
zij door het zaagblad worden gegrepen en worden weggeslingerd.
16. Zaag nooit verschillende werkstukken tegelijkertijd.
17. Wees bijzonder voorzichtig bij het zagen van grote, zeer kleine en onhandzame werkstukken:
a. Gebruik extra steunen (tafels, bokken etc.) voor lange werkstukken die van de machine
afvallen als zij niet worden ondersteund.
b. Zaag met deze zaag geen werkstukken die zo klein zijn dat u deze niet veilig kunt vasthouden,
als u de duimzijde van uw wijsvinger op de buitenkant van de aanslag
legt.
c. Bij het zagen van geprofileerde werkstukken werkt u zodanig dat het werkstuk niet
kan wegglijden en het zaagblad kan inklemmen. Een geprofileerd werkstuk moet plat
liggen of door een voorziening worden vastgehouden die schudden, kiepen of
wegglijden tijdens het zagen voorkomt.
d. Ronde werkstukken zoals deuvelstaven of buizen veilig vasthouden. Anders draaien deze
rond en
bestaat er het gevaar dat het zaagblad zich vasthaakt. Ronde werkstukken altijd met een
geschikte voorziening vastspannen.
18. Er mogen geen spijkers of overige verontreinigingen in het te zagen gedeelte van het werkstuk
bevinden.
19. Houd toeschouwers weg van het werkgebied, ook uit het gebied achter de zaag waar
zaagspaanders en afgesneden stukken worden uitgeworpen.
20. Nooit de afkortzaag inschakelen zonder van tevoren alle voorwerpen van de machinetafel te
verwijderen, m.u.v. het werkstuk en evtl. vereiste vasthoudvoorzieningen.
21. Om gehoorschade te voorkomen draagt u een gehoorbescherming wanneer u vrij lang werkt.
22. Om te voorkomen dat u plotseling het zaagblad wordt ingetrokken:
1. draagt u geen handschoenen.
34
34