Functie „Motion Detect Setup"
In deze functie kan de gevoeligheid voor de bewegingsherkenning in 3 niveaus worden
ingesteld; bovendien kan ook een bepaald (rechthoekig) beeldfragment voor de bewe-
gingsherkenning worden vastgelegd.
De keuze van een lagere gevoeligheid of het vastleggen van een bepaald beeldfragment
is aangewezen als zich in het gecontroleerde bereik vb. bomen of struiken bevinden,
waarvan de bladeren zich in de wind bewegen.
Als er vaak verkeerde opnames gebeuren, moet u niet alleen de gevoeligheid
verminderen, maar de beeldsectie voor de bewaking activeren of verkleinen/
vergroten, de camera anders afstellen of op een andere plaats monteren.
Ga als volgt te werk:
• Selecteer met de toetsen „2" en „8" de functie „Motion Detect Setup" en druk dan
op de toets „
• Met de toetsen „2" en „8" kunt u tussen „Sensitivity" (gevoeligheidsinstelling) en
„Area Setting" (instellen van een beeldsectie) worden gekozen.
• Bevestig uw keuze met de toets „
1. „Sensitivity":
De gevoeligheid kan in 3 niveaus worden ingesteld („High" = hoog, „Medium" = medium,
„Low" = laag). Kies het gewenste niveau, zoals gewoonlijk met de toetsen „2" en
„8" en druk dan op de toets „
2. „Area Setting":
Op het scherm wordt een rood kader weergegeven. Dit is de huidige beeldsectie die
op bewegingen wordt bewaakt.
Met de toets „
IR-afstandsbediening wordt het vergroot. De vier pijltoetsen dienen om het kader te
verschuiven.
Als u de grootte en positie van het kader naar wens hebt ingesteld, drukt u op de toets
„MENU/ESC" op de digitale recorder of op de toets „MENU" op de IR-afstandsbediening
om de instelmodus te verlaten.
• Druk evt. meermaals op de toets „MENU/ESC" op de digitale recorder of op de toets
„MENU" of „ESC" op de IR-afstandsbediening om telkens naar het vorige menu terug
te keren of het OSD-menu te verlaten.
".
" om de instelling op te slaan.
" kan het kader worden verkleind, met de toets „AUTO" op de
".
157