BESCHR.
MENU
DISPLAY
DIF P
ALL P
RIP 1
RIP 2
RIP 3
RIP 4
RIP F
PARAMETRI
INSTALLATORE
RIP T
ORE P
SCA T
SCA S
FP
TAB
5.4 HANDMATIGE START VAN DE MOTOR/ONTSTEKING
Deze procedure kan worden toegepast, als u het systeem handmatig wilt starten of de pomp wilt vullen. De motor kan handmatig
gestart worden door in deze volgorde op de toetsen te drukken:
Volgorde van de toetsen bij uitgeschakelde pomp, laatste toets gedurende 10 seconden ingedrukt.
WAARSCHUWING
Tijdens de handmatige start draait de motor op de maximale snelheid en is de drukcontrole niet actief, de pomp bereikt dus
zijn maximale druk.
WAARSCHUWING
Controleer of er water in het pomphuis aanwezig is, omdat anders de dichting van de pomp beschadigd raakt.
NAAM
BESCHRIJVING
PARAMETER
Deze parameter geeft de waarde aan die van de setpoint moet
worden afgetrokken om de startdruk van de motor te verkrijgen.
Grensdruk
In de praktijk start de motor als de druk de ingestelde waarde
bereikt min de grenswaarde (BAR).
Geeft de minimale druk van de installatie aan. Een lagere waarde
Druk voor alarm
veroorzaakt het alarm ' g een water'. Als deze waarde op nul is
water
ingesteld, is de functie uitgeschakeld.
Wachttijd tussen de eerste meting dat er geen water meer is
en de eerste poging om de installatie automatisch opnieuw te
1
herstart
starten (minuten).
e
Als deze parameter op nul is ingesteld, zal de module geen
pogingen doen om de pomp opnieuw te starten.
Wachttijd tussen de eerste herstart en de tweede poging om de
2
herstart
e
installatie automatisch opnieuw te starten (minuten).
Wachttijd tussen de tweede herstart en de derde poging om de
3
herstart
e
installatie automatisch opnieuw te starten (minuten).
Wachttijd tussen de derde herstart en de vierde poging om de
4
herstart
e
installatie automatisch opnieuw te starten (minuten).
Deze parameter bepaalt hoe het herstartmechanisme werkt. Als
deze is ingesteld op FIN wordt de machine na de vierde poging
Type herstart
in een definitieve alarmtoestand gezet. Als deze is ingesteld op
CICL wordt de herstart na de vierde poging oneindig herhaald met
het interval dat bij de vierde poging is ingesteld.
Wachttijd na een herstart tijdens welke de druk boven de
Interventieduur
minimale drempel ' g een water' moet terugkeren (seconden).
Aantal uren dat de pomp is ingeschakeld. Deze parameter is een
Bedrijfsuren
alleen-lezen gegeven.
Parameter die de bedrijfstijd van een pomp aangeeft. Als deze
waarde is bereikt, stopt de pomp en start de tweede. Deze
parameter is uitgedrukt in minuten tot de waarde van 60, daarna
Uitwisseltijd
wordt hij uitgedrukt in uren. Dit verschil wordt aangegeven door
een 'H' voor de uren en een 'M' voor de minuten.
Moet op de hoofdpomp zijn ingesteld bij een groep of bij twee
pompen
wijze waarop de pompen worden afgewisseld als de parameter
SCAT is bereikt:
•
T1: Eerst wordt de actieve pomp uitgeschakeld en daarna
Modus wisseltijd
wordt
de tweede gestart.
•
T 2: Eerst start de tweede pomp en daarna gaat de eerste uit.
Frequentie PWM
Frequentie van de PWM die de motor controleert.
Tijd waarin de pomp niet werkt. Na deze tijd start de pomp 15
seconden op de maximale frequentie, waarna de frequentie
geleidelijk afneemt totdat de minimaal ingestelde frequentie
Antiblokkeerfunctie
wordt bereikt. Deze parameter is tot de waarde 60 uitgedrukt in
minuten en wordt daarna uitgedrukt in uren. Het verschil wordt
aangegeven door een 'H' voor de uren en een 'M' voor de minuten
NL
DEF
MIN
MAX
0,3
0,1
0,5
0,5
0
1
1
0
1440
5
0
1440
60
0
1440
720
0
1440
FIN
FIN
CICL
15
5
300
N.A.
N.A.
N.A.
0
0
168
1
1
2
15,9
5.1
15,9
0
0
999
113