Publicité
NL
AUTOMATISCHE PLASMA- EN AUTOGEENSNIJAPPARATUUR
1 - VEILIG WERKEN MET STROOM
Vooraleer
aangesloten, dient men de volgende punten te
controleren :
- de meter, de overbelastingsbeveiliging en de
elektrische installatie moeten overeenstemmen met
het maximumvermogen en de voedingsspanning
(zie plaatje met technische kenmerken).
Bij
gebruik
van
autogene
veiligheidsmaatregelen met betrekking tot elektrische stroom (overheidsbesluit van 14
december 1988) in acht te worden genomen.
Men vergewisse er zich van dat geen enkel metalen onderdeel binnen het bereik
van het bedienend personeel en de assistenten, in direct of indirect contact kan
komen met een faseleider of met de nulleider van het voedingsnet.
Alle metalen massa's van de installatie die zich binnen het bereik van het
bedienend personeel bevinden, dienen op één enkel punt te worden aangesloten.
Vooraleer inwendige controles of reparaties uit te voeren, vergewisse men er zich van
dat de apparatuur van het net is gescheiden door ze buiten gebruik te stellen en te
vergrendelen :
De steker wordt uit de contactdoos gehaald. De nodige maatregelen worden
getroffen om te vermijden dat de steker toevallig opnieuw zou worden aangesloten.
De toevallige aansluiting van een kabel van een vaste installatie wordt onmogelijk
gemaakt.
De goede staat van de isoleringen en van de verbindingen van de elektrische
toestellen en hulpstukken dient vaak gecontroleerd te worden : stekers, snoeren,
kabelkokers, connectoren, verlengsnoeren, werkstukklemmen, elektrodehouders,
toortsen, enz...)
Onderhoudswerkzaamheden en reparaties aan bekledingen en kokers mogen in
geen geval slordig worden uitgevoerd. (Paragraaf VI,
art. 47,overheidsbesluit 88-1056 van 14.11.1988,)).
2 - PERSOONLIJKE BEVEILIGING
HET HELE LICHAAM :
De kleding en de beveiliging van het bedienend
personeel dienen aangepast te zijn aan het werk.
Neem de nodige maastregelen opdat geen enkel
lichamsdeel van het bedienened paersoneel en de
assistenten in aanraking zou kunnen komen met
onder spanning staande metalen werkstukken en/of
onderdelen die zich toevallig in hun buurt zouden
kunnen bevinden
Verwijder nooit veiligheidspanelen en beschermende
elementen
Het bedienend personeel dient tijdens het werk
isolerende kleding te dragen
(overheidsbesluit van 14.12.1988, Paragraaf III).
Deze beschermende kleding dient te allen tijde droog te zijn om
elektrische schokken, bij contact met water, of ontvlamming, bij contact
met olie, te voorkomen
De beschermende kleding van het bedienend
personeel en de assistenten (handschoenen,
schootsvellen, veiligheidsschoeisel) bieden het
bijkomende voordeel hen te beschermen tegen
brandwonden door warme werkstukken, spatten of
gestolde slakken
Controleer ook de goede staat van deze uitrustingen en vervang ze
zodra ze geen volledige bescherming meer bieden.
SAFETY
1.1- Aansluiten van de lasstroombron op het net
de
apparatuur
op
het
net
1.2- OP DE WERKPLEK
las-
en
snij-apparatuur
moeten
1.3 - CONTROLEBEURTEN EN REPARATIES
1.4 - ONDERHOUD
2.1 Risico's op uitwendige verwondingen
- De stroombron kan worden aangesloten op een eenfasige
wordt
of driefasige contactdoos met aarding die overeenstemt met de
steker en met de verbindingskabel.
- Wanneer de stroombron op een vaste plaats op het net wordt
aangesloten, dient deze aansluiting zodanig te worden uitgevoerd dat
de
beveiligingsapparatuur
onderbreken.
- Indien er een schakelaar aanwezig is, dient deze in de stand "UIT"
te staan.
alle
Dit punt dient op de aarde te worden aangesloten.
aansluitingen kabels met een diameter die minstens even groot is als die van de
zwaarste fasekabel
Alle metalen hulpmiddelen (lastafels, massa-aansluitingen van manipulators en
rolstellingen, enz.) in de nabijheid waarop met eenzelfde generator gelast wordt,
moeten onderling verbonden worden met een kabel waarvan de doorsnee-oppervlakte
van de aders bemeten moet zijn voor de maximale lasretourstroom.
Vaste aansluitingen dienen over alle fasen (nulleider en faseleiders) onderbroken
te kunnen worden. Zo'n scheidingsschakelaar dient in de stand "UIT" te staan en mag
niet toevallig omgeschakeld kunnen worden.
Bepaalde toestellen zijn voorzien van een HT.HF-overslagcircuit (zie plaatje met
technische kenmerken). Voer nooit werkzaamheden uit binnen deze inrichting.
Reparaties aan elektrische installaties dienen door daartoe bevoegde personen te
worden uitgevoerd. (overheidsbesluit 88-1056 van 14.11.1988, Paragraaf VI, art. 46).
Laat defecte hulpstukken door vaklui repareren of, beter nog, vervangen.
Controleer regelmatig of de elektrische aansluitingen niet loskomen of verhitten.
Zie in de Handleiding voor Gebruik en Onderhoud het hoofdstuk dat betrekking heeft
op de geleverde apparatuur.
HET GEZICHT EN DE OGEN
Men moet zich steeds beschermen tegen :
Verblinding door het smelblad en de viam. Gebruik
hiertoe een lasbril met gekleurde glazen spatten op
haar, gelaat en ogen, afkomstig van het lassen of
van slakken bij het afkoelen van het laswerk
Het lasschild, met of zonder lashelm, dient steeds
te zijn voorzien van lasglazen met een lichtfilter
gekozen in functie van de ingestelde lasstroomsterkte
(Normen NF S77-104 A 88-221 A 88-222).
De gekleurde lasglazen kunnen beschermd worden
met ervoor geplaatste transparante spatglazen
Vervang het filter indien nodig door een filter met dezelfde
beschermingsfactor (lichtdempingsfactor).
Personen die zich in de buurt van het bedieningspersoneel
bevinden en a fortiori de las-assistenten, dienen beschermd te worden
d.m.v. aangepaste schermen, anti-UV-brillen en indien nodig d.m.v.
een lasschild voorzien van een aangepast lichtfilter (NF S771-4 A 1-5).
de
eventuele
aarding
niet
Gebruik voor deze
kan
39
Publicité
Chapitres
Dépannage
