5
Algemene activering van de inverter via extern signaal (NO)
6
Algemene activering van de inverter via extern signaal (NC)
Algemene activering van de inverter via extern signaal (NO)
7
+ Reset van de herstelbare blokkeringen
Algemene activering van de inverter via extern signaal (NC)
8
+ Reset van de herstelbare blokkeringen
9
Reset van de herstelbare blokkeringen NO
Ingang lagedruksignaal NO, automatisch en handmatig
10
herstel
Ingang lagedruksignaal NC, automatisch en handmatig
11
herstel
12
Lagedrukingang NO alleen handmatig herstel
13
Lagedrukingang NC alleen handmatig herstel
6.6.15.1 Deactivering van de functies die zijn toegekend aan de ingang
Door 0 in te stellen als configuratiewaarde van een ingang, zal iedere aan de ingang gekoppelde functie
gedeactiveerd zijn, onafhankelijk van het signaal dat aanwezig is op de klemmen van de ingang zelf.
6.6.15.2 Instelling functie externe vlotter
De externe vlotter kan op een willekeurige ingang worden aangesloten, voor de elektrische aansluitingen zie
paragraaf 2.3.3.
De vlotterfunctie wordt verkregen door de parameter lx, horend bij de ingang waarop het signaal van
de vlotter is aangesloten, in te stellen op één van de waarden van de Tabel 23.
De activering van de functie voor de externe vlotter genereert de blokkering van het systeem. De functie is bestemd
om de ingang te verbinden met een signaal dat afkomstig is van een vlotter die signaleert dat er geen water is.
Wanneer deze functie actief is, wordt het symbool F1 weergegeven op de STATUS-regel van de hoofdpagina.
Het systeem zal pas blokkeren en de fout F1 signaleren nadat de ingang tenminste 1sec. lang geactiveerd is geweest.
Wanneer men in de foutconditie F1 is, moet de ingang tenminste 30 seconden gedeactiveerd zijn geweest voordat
het systeem uit de blokkering komt. Het gedrag van de functie is beschreven in Tabel 23.
Wanneer er meerdere vlotterfuncties tegelijkertijd op verschillende ingangen geconfigureerd zijn, zal het systeem F1
signaleren wanneer er tenminste één functie geactiveerd wordt en het alarm opheffen wanneer er geen enkele functie
geactiveerd is.
Gedrag van de functie externe vlotter in functie van INx en van de ingang
Waarde Parameter
INx
1
2
6.6.15.3 Instelling functie ingang hulpdruk
De hulpdrukwaarden P2 en P3 zijn alleen beschikbaar op inverters van het type M/T en T/T
Het signaal dat een hulp-setpoint activeert, kan aan willekeurig welke van de 3 ingangen worden geleverd (voor de
elektrische aansluitingen, zie paragraaf 2.3.3).
bij de ingang waarop het signaal van het hulp-setpoint is aangesloten, in te stellen op één van de waarden van tabel
24.
De hulpdrukfunctie verandert het setpoint van het systeem van de druk SP (zie par. 6.3) bij de druk Pi. Voor de
elektrische aansluitingen, zie paragraaf 2.3.3 waar i voor de gebruikte ingang staat.
Op deze manier zullen naast SP ook de drukwaarden P1, P2, P3, P4 beschikbaar komen. Wanneer deze functie
actief is, wordt het symbool Pi weergegeven op de STATUS-regel van de hoofdpagina. Het systeem kan alleen met
hulp-setpoints werken als de ingang tenminste 1 sec. actief is geweest. Wanneer men met hulp-setpoints werkt, moet,
om weer met de setpoint SP te gaan werken, de ingang tenminste 1sec. niet actief zijn geweest. Het gedrag van de
functie is beschreven in Tabel 24. Wanneer er meerdere hulpdrukfuncties tegelijkertijd op verschillende ingangen
NEDERLANDS
Tabel 22: Configuratie van de ingangen
Configuratie
Status ingang
ingang
Afwezig
Actief met hoog
signaal op de
Aanwezig
ingang (NO)
Actief met laag
Afwezig
signaal op de
ingang (NC)
Aanwezig
Tabel 23: Functie externe vlotter
De functie hulp-setpoint wordt verkregen door de parameter lx, horend
Werking
Normaal
Blokkering van het
systeem wegens door
externe vlotter
gesignaleerd
ontbreken van water
Blokkering van het
systeem wegens door
externe vlotter
gesignaleerd
ontbreken van water
Normaal
225
F3
F3
F3
F3
F4
F4
F4
F4
Weergave op display
Geen
F1
F1
Geen