RECOVERY
3 .
Meten van de conditiehartslag.
MODE
4 .
Keuzen van de streefwaarden.
DISPLAYS
RPM / SPEED (Trapsnelheid / min, km/h)
1.
De trapsnelheid (RPM) of reissnelheid (km/u),
00.0-99.99 km/u. RPM- en km/u-waarden
wisselen automatisch af om de 6 seconden.
TIME (Trainingstijd)
2 .
00:00 – 99:59 meting per seconde; h1:40 – h9:59
meting per minuut.
DISTANCE (Trainingsafstand, km / mile)
3 .
0.00 – 99.99 km / mijl
CALORIES (Energieverbruik)
4 .
Schatting van het totaal energieverbruik gedurende
de training, 0 – 9999 kcal
PULSE (Hartslag)
5.
Hartslag gedurende de training (30-240)
Display van de hoofdwaarde
6 .
De waarde van de gekozen oefening wordt in
grote cijfers afgebeeld in het midden van het
monitorscherm; andere oefeningwaarden worden
afgebeeld op de onderste rij van de numerieke
display.
Temperatuurmeter (°C)
7.
De kamertemperatuur wordt in graden Celsius
vermeld. Dit scherm wordt afgebeeld wanneer
de monitor op de energiebesparingsmodus
overschakelt.
MANUAL TRAINING
SNELLE START
Het is mogelijk meteen met de training te
beginnen zonder instellingen te kiezen. De monitor
wordt automatisch geactiveerd wanneer u begint
te trappen. De weerstand kan tijdens de oefening
aangepast worden via de afstelknop. De monitor
houdt uw prestaties voortdurend bij.
TRAINEN MET STREEFWAARDEN
U kunt streefwaarden voor uw training instellen.
Druk hiervoor op de MODE-toets.
TM = instelling van de gewenste trainingstijd
DST = instelling van de gewenste afstand
CAL = instelling van het gewenste energieverbruik
PLS = instelling van de gewenste polsslag
Door op de SET-toets te drukken, kiest u de
streefwaarde voor de training.
Door op de MODE-toets te drukken, wordt de
waarde opgeslagen en gaat u naar de volgende
instelling.
H A N D L E I D I N G
Door op de RESET-toets te drukken, wordt het
selectiegeheugen gewist.
Wanneer u het (de) gewenste streefdoel(en) heeft
ingesteld, start u al trappend met de oefening. De
streefwaarde telt af naar nul. De monitor geeft
een piepsignaal wanneer de streefwaarde wordt
bereikt. Wanneer u doorgaat met de training zal
de oefeningwaarde accumulatieve waarden tonen.
De monitor zal ook aangeven wanneer de gewenste
polsslag wordt overschreden. De waarden wisselen
om de 6 seconden af op het scherm. Indien nodig
kan de weerstand aangepast worden met behulp
van de afstelknop.
U kunt de oefening gedurende 5 minuten
onderbreken zonder dat de prestatie-
informatie uit het monitorgeheugen wordt
gewist. Hierna zal de monitor overschakelen
op de energiebesparingsmodus en wordt het
monitorgeheugen gewist. U kunt de training
beëindigen en naar het beginscherm terugkeren
door op de RESET-toets te drukken.
RECOVERY – METEN VAN DE
HERSTELHARTSLAG
Meet uw herstelhartslag bij het beëindigen van de
training.
U meet uw herstelhartslag door op de
1.
RECOVERY –knop te drukken.
De meting duurt een minut.
2 .
Op het einde van de meetcyclus verschijnt
3 .
resultaat F1-F6 (F1 = beste resultaat) op het
scherm. Denkt u er wel om, dat het resultaat
afhankelijk is van uw hartslagsnelheid bij het
begin van de meting, en dat het resultaat zeer
persoonlijk is en in geen geval direct vergelijkbaar
met het resultaat van andere personen. Om
de betrouwbaarheid van de meting van de
hartslagreactie te verbeteren, moet u altijd proberen
om de meting zo nauwkeurig mogelijk en altijd
op dezelfde wijze uit te voeren; begin de meting
zoveel mogelijk op hetzelfde hartslagniveau.
Met behulp van de RECOVERY–knop kunt u
4 .
de meting van de herstelhartslag verwijderen.
ONDERHOUD
De Tunturi apparaten hebben weinig onderhoud
nodig. Controleer regelmatig of alle bouten
en moeren vastzitten en maak de trainer na
gebruik schoon met een vochtige doek, gebruik
daarbij geen oplosmiddelen. Om inwerking van
transpiratievocht te voorkomen is het raadzaam de
F20 regelmatig met een doek met Teflonspray, Car-
cleaner of Cockpit Spray schoon te wrijven.
N L
•
F 2 0
2 9