3.4
Functietest met gas uitvoeren
WAARSCHUWING
!
Gevaar voor de gezondheid! Testgas nooit inademen.
Volg de gevareninstructies van de betreffende
veiligheidsinformatiebladen op.
VOORZICHTIG
!
Bij elk apparaat moet volgens de nationale en
plaatselijke richtlijnen voor het gebruik en daarna
regelmatig een functietest plaatsvinden.
Voor een veilig pompbedrijf moet de functietest elke
keer dat de houder wordt geplaatst worden uitgevoerd.
AANWIJZING
i
i
Sensorspecifieke bijzonderheden bij de functietest
staan
beschreven
sensorgegevensbladen.
De functietest kan op drie verschillende manieren worden
uitgevoerd.
3.4.1
Functietest van de X-am 5000/5600
Functietest vóór het plaatsen in de X-zone volgens de
gebruiksaanwijzing van het gasmeetinstrument uitvoeren.
3.4.2
Functietest van de X-am 5000/5600 in combinatie
met de X-zone
In de diffusiemodus
1. X-zone inschakelen (zie "Apparaat inschakelen" op
pagina 143).
2. Adapter (1) (bestelnr. 83 23 314) op de houder (diffusie)
zetten.
3. Slang van de testgascilinder op de adapter bevestigen (2).
4. De afsluiter van de testgascilinder openen, zodat gas over
de sensoren stroomt.
5. Wachten totdat het apparaat de testgasconcentratie met
voldoende tolerantie weergeeft:
Ex: ±20 % van de testgasconcentratie
1
Bij opgave van het Dräger-menggas (bestelnr. 68 11 130) moeten
de weergaven in dit bereik liggen. Afwijkende concentraties
kunnen worden ingesteld met de meegeleverde PC-software
Dräger CC-Vision.
Dräger X-zone 5500 / 5800
in
de
betreffende
1
2
02733112.eps
1
1
O
: ±0,8 vol.-%
2
TOX: ±20 % van de testgasconcentratie
Afhankelijk van de testgasconcentratie wordt bij het
overschrijden van de alarmgrenzen het alarm A1 of A2
geactiveerd.
6. De afsluiter van de testgascilinder sluiten en de adapter
van de houder nemen.
Wanneer de indicaties niet in de bovenvermelde bereiken
liggen: Laat de X-am 5x00 door onderhoudspersoneel
kalibreren.
In pompmodus (alleen X-zone 5800)
1. X-zone inschakelen (zie "Apparaat inschakelen" op
pagina 143).
2. Afsluiter op testgascilinder schroeven.
3. Slang van testgascilinder met de klok mee op het filter
schroeven.
4. Wachten totdat het apparaat de testgasconcentratie met
voldoende tolerantie weergeeft:
Ex: ±20 % van de testgasconcentratie
1
O
: ±0,8 vol.-%
2
TOX: ±20 % van de testgasconcentratie
Afhankelijk van de testgasconcentratie wordt bij het
overschrijden van de alarmgrenzen het alarm A1 of A2
geactiveerd.
5. Slang van de testgascilinder tegen de klok in van het filter
afschroeven.
Wanneer de indicaties niet in de bovenvermelde bereiken
liggen: Laat de X-am 5x00 door onderhoudspersoneel
kalibreren.
3.4.3
Functietest van de X-am 5100 in combinatie met de
X-zone 5800
VOORZICHTIG
!
Om een perfecte uitvoering van de test te garanderen,
mogen de gastoevoeropening van de X-am 5100 en
de kap niet zijn afgedekt of verontreinigd.
1. X-zone 5800 inschakelen (zie "Apparaat inschakelen" op
pagina 143).
2. Testgasbron voor de kap houden.
3. De afsluiter van de testgasbron openen, zodat er gas over
de sensor stroomt.
4. Aanbeveling:
wachten
testgasconcentratie met voldoende tolerantie weergeeft.
Echter minimaal wachten tot de alarmgrens A1 of A2 is
overschreden.
Werking
1
.
03633112.eps
1
1
.
totdat
het
apparaat
de
145