Wachten tot er een gelijkmatige
N
waterstraal bij de hogedrukslang
naar buiten stroomt
Apparaat uitschakelen
N
Spuitlans aansluiten
N
Het apparaat met geopend
N
spuitpistool inschakelen
Het spuitpistool meerdere malen
N
even inschakelen om het apparaat
zo snel mogelijk te ontluchten
RE 88
Apparaat op het lichtnet
aansluiten
De spanning en de frequentie van het
apparaat (zie typeplaatje) moeten
corresponderen met de spanning en de
frequentie van het elektriciteitsnet.
De minimale beveiliging (zekering) van
de netaansluiting moet overeenkomstig
de technische gegevens zijn uitgevoerd
– zie "Technische gegevens".
Het apparaat moet via een
aardlekschakelaar op het
elektriciteitsnet worden aangesloten, die
de stroomtoevoer onderbreekt als de
aardlekstroom gedurende 30 ms hoger
is dan 30 mA.
De netkabel moet voldoen aan
IEC 60364-1 en aan de nationale
voorschriften.
Bij het inschakelen van het apparaat
kunnen de bij een instabiel
spanningsnet optredende
spanningsschommelingen (hoge
netimpedantie) de andere aangesloten
gebruikers beïnvloeden. Bij een
netimpedantie kleiner dan 0,15 Ω zijn er
geen storingen te verwachten.
Verlengkabel
De verlengkabel moet qua constructie
ten minste voldoen aan dezelfde
eigenschappen als de netkabel van het
apparaat. Op de codering
(typebenaming) van de netkabel letten.
De aders in de kabel moeten, afhankelijk
van de netspanning en de kabellengte,
de vermelde minimale doorsnede
hebben.
Kabellengte
Minimale
doorsnede
220 V – 240 V:
tot 20 m
1,5 mm
20 m tot 50 m
2,5 mm
100 V – 127 V:
tot 10 m
AWG 14/2,0 mm
10 m tot 30 m
AWG 12/3,5 mm
Aansluiting op de contactdoos
Voor de aansluiting op het
elektriciteitsnet, controleren of het
apparaat is uitgeschakeld – zie
"Apparaat uitschakelen"
De netsteker van het apparaat op
N
de netsteker van de verlengkabel in
de volgens voorschrift
geïnstalleerde contactdoos steken
Nederlands
2
2
2
2
183