10. Storingen
Storing oplossen
Een storing aan het apparaat, of aan een aangesloten ver
bruiker, kan worden aangegeven door een geactiveerde
stroomonderbreker / aardlekschakelaar.
Activeert een veiligheidsschakelaar, volgt u de hierna
beschreven werkwijze.
Het activeren van een stroomonderbreker aard
lekschakelaar kan door een foutstroom, of de
overbelasting van een stroomcircuit worden ver
oorzaakt.
Situatie 1: Een veiligheidsschakelaar activeert
f Apparaat en aangesloten verbruikers door visuele con
trole op uitwendige schade controleren.
Mogelijkheid 1.1: Apparaat / verbruiker is defect
f Apparaat / verbruiker buiten bedrijf nemen.
f Elektromonteur opdracht geven voor controle resp.
reparatiewerkzaamheden.
Mogelijkheid 1.2: Apparaat / verbruiker is niet defect
f Verbruiker van het geactiveerde stroomcircuit van het
apparaat loskoppelen.
f Schakel de geactiveerde veiligheidsschakelaar weer in.
Situatie 2: Veiligheidsschakelaar activeert opnieuw
f Apparaat buiten bedrijf nemen.
f Elektromonteur opdracht geven voor controle resp.
reparatiewerkzaamheden.
Situatie 3: Veiligheidsschakelaar blijft ingeschakeld
f Losgemaakte verbruikers weer erin steken.
Situatie 4: Veiligheidsschakelaar activeert opnieuw
9
Verbruiker defect.
f Betreffende verbruiker buiten bedrijf nemen resp. van
het apparaat loskoppelen.
Na activeren van een aardlekschakelaar moeten
alle in het stroomcircuit van de elektrische instal
latie aanwezige veiligheidsschakelaars, inclusief
die van het gebruikte voedingspunt door een
elektromonteur worden gecontroleerd op functie
en werking. Let hiervoor op de landspecifieke
voorschriften.
NL
87