Zwenkwiel
Zwenkwiel, aanpassing zwenkwiel, zwenkwielvork (Fig. 6.20
- 6.20.2)
Het kan gebeuren dat de rolstoel iets afwijkt naar links of naar
rechts of dat de voorwielen wiebelen.
Dat kan door de volgende zaken komen:
De voorwaartse en/of achterwaartse wielbeweging is niet goed
ingesteld.
De camber is niet goed afgesteld.
De luchtdruk van het voorwiel en/of van het achterwiel is niet
goed; de wielen draaien niet soepel genoeg.
Om de rolstoel in een rechte lijn te laten rijden, moeten de
zwenkwielen optimaal worden aangepast. U moet de voorwielen
laten afstellen door een erkend dealer.
Telkens wanneer u de positie van het achterwiel hebt laten
veranderen, moet u het balhoofd opnieuw aanpassen en de
wielvergrendelingen controleren. Controleer de instelling van het
verbindingsstuk van het zwenkwiel (1) door er een
tekendriehoek naast te zetten en het van de voorzijde te
bekijken. Zorg ervoor dat het verbindingsstuk in een rechte hoek
is ten opzichte van de vloer. Door de schroeven (2) los te
draaien en het verbindingsstuk te stellen, kunt u de wielen weer
instellen naar hun optimale positie, door de corresponderende
tandwielen te stellen. Controleer na aanpassingen altijd of alle
schroeven correct zijn aangedraaid (zie ook de pagina
betreffende draaikracht/torque).
De schroeven worden in de fabriek met schroefdraadborging
gemonteerd; ze kunnen na montage 5x worden versteld. Hierna
moeten ze worden vervangen of opnieuw met een borgmiddel
van gemiddelde sterkte worden geborgd.
Fig. 6.20
2
1
90°
Zithoogte voor
Om de hoogte aan de voorzijde van de zitting te verstellen,
draait u schroeven A los (2 aan elke zijde), waarna u de zitting
op de gewenste hoogte kunt zetten. Controleer of de zitting
aan beide kanten even hoog staat en draai de schroeven weer
aan. Let op de vereiste torque (zie ook de pagina betreffende
draaikracht/torque).
Fig. 6.20.2
Life i Rev.6.0
Amputatie asplaat
Amputatie asplaat (Fig. 6.21)
De positie van het zwaartekrachtpunt in combinatie met de
achterwielen is een belangrijke factor voor gemakkelijk en
comfortabel rijden. Er zijn verschillende mogelijkheden. Wanneer
u de geperforeerde plaat meer naar achteren plaatst, is de
rolstoel veilig, maar tegelijkertijd niet zo gemakkelijk te
manoeuvreren als wanneer de geperforeerde plaat verder naar
voren wordt geplaatst.
Door de asplaat hoger of lager te zetten, kunt u de hoogte van
de zitting aanpassen. Controleer na aanpassingen altijd of alle
schroeven correct zijn aangedraaid (zie ook de pagina
betreffende draaikracht/torque).
OPGELET!
Het kan noodzakelijk zijn de remmen en zwenkwielen opnieuw
in te stellen.
Fig. 6.21
Camber
Camber (Fig. 6.22)
De camber van de stoel kan worden aangepast van 0° tot 3°.
Hierdoor krijgt de rolstoel een verhoogde stabiliteit en valt hij niet
weg naar een zijde. Het verbetert tevens het vermogen tot
manoeuvreren.
Draai de schroeven op de asplaat los en draai vervolgens de
adapter 180 . Draai de schroeven weer vast. (zie de pagina
over torque).
De instelling van de camber is van invloed op de totale breedte
van de rolstoel; iedere graad komt overeen met 100mm).
OPGELET!
Het kan noodzakelijk zijn de remmen en zwenkwielen opnieuw
in te stellen.
Fig. 6.22
83