De hoogte van de voetenplaat instellen
Aanpassen van de voetsteun
WAARSCHUWING!
•
Begeleider: ga niet op de voetenplaat staan! Zelfs als
de gebruiker in de stoel zit, bestaat het gevaar dat de
stoel kantelt, wat tot letsel kan leiden.
•
Gebruiker: ga niet op de voetenplaat staan bij het in- of
uitstappen. Hierdoor kan de rolstoel kantelen, wat tot
letsel kan leiden.
Door de schroef los te maken (1) kunt u de voetsteun
aanpassen aan de lengte van uw onderbeen en de voetsteun
weer opnieuw bevestigen. De hoek van de voetsteun kan
afzonderlijk worden ingesteld door het losdraaien van de
schroeven (2). De beugel aan de zijkant van de voetenplaat (3)
voorkomt dat uw voeten per ongeluk van de plaat glijden.
Controleer na aanpassingen altijd of alle schroeven correct zijn
aangedraaid (zie ook de pagina betreffende draaikracht/torque)
(Fig. 6.17 - 6.18).
Fig. 6.17
1
Lichtgewicht voetsteun
De hoek van de voetsteun kan worden aangepast door de
schroeven (2) los te draaien. De beschermingspanelen voor de
zijkant kunnen via de gaatjes (3) aan de voetsteun worden
bevestigd. Hierdoor wordt voorkomen dat de voeten per ongeluk
van de voetsteunen glijden, (Fig. 6.18.1). Controleer na
aanpassingen altijd of alle schroeven correct zijn aangedraaid
(zie ook de pagina betreffende draaikracht/torque).
Fig. 6.18.1
3
2
Life R Rev.1.0
Fig. 6.18
3
2
3
2
Zwenkwiel
Zwenkwiel, aanpassing zwenk-
wiel, zwenkwielvork (Fig. 6.19)
Het kan gebeuren dat de rolstoel
iets afwijkt naar links of naar rechts
of dat de voorwielen wiebelen.
Dat kan door de volgende zaken
komen:
• De voorwaartse of achterwaartse
wielbeweging is niet goed ingesteld.
• De camber is niet goed afgesteld.
• De luchtdruk van het voorwiel en/
of van het achterwiel is niet goed; de wielen draaien niet soepel
genoeg.
Om de rolstoel in een rechte lijn te laten rijden, moeten de zwenk-
wielen optimaal worden aangepast. U moet de voorwielen laten
afstellen door een erkend dealer.
Telkens wanneer u de positie van het achterwiel hebt laten verande-
ren, moet u het balhoofd opnieuw aanpassen en de wielvergrende-
lingen controleren. Controleer de instelling van het verbindingsstuk
van het zwenkwiel (1) door er een tekendriehoek naast te zetten en
het van de voorzijde te bekijken. Zorg ervoor dat het verbindingsstuk
in een rechte hoek is ten opzichte van de vloer. Door de schroeven
(2) los te draaien en het verbindingsstuk te stellen, kunt u de wielen
weer instellen naar hun optimale positie, door de corresponderende
tandwielen te stellen. Controleer na aanpassingen altijd of alle
schroeven correct zijn aangedraaid (zie ook de pagina betreffende
draaikracht/torque).
Fig. 6.19
2
1
90°
51