Migatronic PILOT 1800 E Manuel D'instruction page 69

2) The torch trigger is activated, and the high
voltage generator of the machine will produce a
voltage impulse that ignites the arc. The torch
trigger is deactivated. The welding process will
stop when the torch trigger is reactivated. The arc
will extinguish after the period of slope-down time.
The torch is held at the welding spot until after the
period of gas post-flow time in order to protect the
welding spot against oxidation.
2-tact
This symbol means LIFTIG ignition. The arc
is established in the following way:
1) The torch is placed so that the Tungsten elec-
trode has contact with the welding spot.
2) The torch trigger must be kept pressed down.
3) The arc is established by lifting the torch, and the
welding process has started. In order to stop the
welding process, the torch trigger is deactivated.
The arc will extinguish after the period of slope-
down time. The torch is held at the welding spot
until after the period of gas post-flow time in order
to protect the welding spot against oxidation.
4-tact
This symbol means LIFTIG ignition. The arc
is established in the following way:
1) The torch is placed so that the Tungsten elec-
trode has contact with the welding spot.
2) The torch trigger must be kept pressed down.
3) The arc is established by lifting the torch, and the
torch trigger is deactivated. In order to stop the
welding process, the torch trigger is reactivated.
The arc will extinguish after the period of slope-
down time. The torch is held at the welding spot
until after the period of gas post-flow time in order
to protect the welding spot against oxidation.
Please note! Both HF as well as LIFTIG ignition
cannot be effected until post-flow is finished.
Hulpboog
In this section it is possible to
choose whether the pilot arc should be activated or
not. Connection/disconnection of this function cannot
be changed during the welding process.
The pilot arc cannot be activated
The pilot arc can be activated
Bij het TIG lassen op stand ON, is een hulpboog een
zachte boog, die het werkstuk verlicht en het al-
doende gemakkelijker maakt om het precieze start-
punt te vinden van de werkelijke las.
De hulpboog kan worden ontstoken door het aan-
tippen van de toortsschakelaar (minder dan 0.3
sec.). Indien de schakelaar langer wordt vast-
gehouden zal de machine automatisch door-
schakelen naar normaal lassen.
Men kan van hulpboog naar normaal lassen om-
schakelen door de toortsschakelaar ingedrukt te
houden op stand twee-takt TIG of bij het lang vast-
houden van de schakelaar (meer dan 0.3 sec.) bij
het vier-takt TIG lassen of bij het puntlassen. Het las-
proces verloopt dan op de normale wijze
Echter na het aflopen van de lasstroom schakelt de
machine niet meteen naar gasnastroom maar naar
hulpboog Nu kan men kiezen uit het doorgaan met
lassen door de toortsschakelaar langer in te drukken
(langer dan 0.3 sec.) of uit te schakelen door het kort
indrukken (minder dan 0.3 sec.).
Gasvoorstroom
Gasvoorstroom is de tijdsduur waarin het
gas stroomt nadat de toortsschakelaar is ingedrukt
en voordat de HF boog wordt ontstoken, of doordat
de toorts van het werkstuk wegbewogen wordt bij het
LIFTIG proces. Regelbaar 0 tot 60 sec.
Startstroom
Meteen nadat de boog ontstoken is, regelt
de machine de lasstroom tot de waarde zoals in-
gesteld als startstroomparameter. De startstroom
wordt ingesteld als percentage van de gewenste las-
stroom en is instelbaar tussen 0 en 100% van de
lasstroom, met een minimale waarde van 5 Ampère.
Up-slope
Indien de boog eenmaal ontstoken is, begint
de lasstroom een stijging waarbij de lasstroom lineair
oploopt van de startstroomwaarde naar de gewenste
lasstroomwaarde. De tijdsduur van deze up-slope is
instelbaar 0 tot 10 sec.
Down-slope
Indien het lassen beëindigd wordt door het
indrukken van de schakelaar, komt de machine in
een fase van aflopende stroom. In deze fase wordt
de stroom vanaf de lasstroomwaarde verminderd tot
een eindstroomwaarde gedurende een tijd die down-
slope wordt genoemd en instelbaar is 0 tot 10 sec.
Eindstroom
De eindstroomfase treedt in werking indien
de lasstroom gedaald is tot de waarde van de eind-
stroomparameter. De eindstroom wordt aangegeven
als een percentage van de gewenste lasstroom en is
instelbaar tussen 0 tot 100% van de lasstroom met
een minimum waarde van 5 Ampère.
69
Het lasverloop bij het
TIG-lassen
De parameters kunnen
worden gekozen en bij-
gesteld tijdens het las-
sen.