Een bijzondere eigenschap van de PILOT machines
is dat alle instelbare parameters traploos instelbaar
zijn en dat deze parameters kunnen worden in-
gesteld met behulp van slechts één regelknop. Deze
parameters omvatten lasstroom, upslopetijd, enz.
Deze regelknop is onder een digitaal scherm ge-
plaatst die de waarde toont van de parameter die
wordt ingesteld. De eenheid waarin de parameter
wordt weergegeven wordt aan de rechterkant van
het digitale scherm aangegeven.
In vervolg op het voorgaande, geschiedt de keuze
van de functie, b.v. HF-TIG of LIFTIG, m.b.v. de
drukschakelaar op de desbetreffende plaats. De ge-
kozen functie wordt aangegeven door een helder
ledje.
Opslag van parameters
De machine onthoudt alle instellingen indien de voe-
dingsspanning uitgeschakeld wordt zodat dezelfde
instellingen terugkomen zodra de machine weer in-
geschakeld wordt.
De juiste instellingen van de twee lasprocessen
(MMA elektrode en TIG) worden opgeslagen en wel
op een dusdanige manier, dat het omschakelen van
het ene lasproces naar het andere geen venieuwde
instelling van de lasstroom nood-zakelijk maakt.
Het instellen van de machine
Navolgend wordt tot in bijzonderheden de werking
van de machine toegelicht.
Lasstroom
Na het indrukken van deze schakelaar kan de
regelknop worden gebruikt om de lasstroom in te
stellen, tenzij de machine op afstandsbediening is
gesteld.
ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING
Na het doven van de vlamboog wordt in het scherm
de ingestelde stroom aangegeven. Tijdens het pul-
serend lassen wordt automatisch de gemiddelde
stroom aangegeven zodra het schakelen tussen
basistroom en pulsstroom te snel gaat om nog te
kunnen zien.
Het instellen van parameterpakketten
Met behulp van deze functie is het mogelijk om
vaak gebruikte instellingen vast te leggen en om snel
te schakelen tussen meerder complete instellingen.
Na het indrukken van de schakelaar zal in het
scherm een "P" zichtbaar worden en een nummer:
"1", "2" enz. Ieder nummer vertegenwoordigt een
instelling met alle parameters en functies van de
machine. De draaiknop wordt gebruikt om tussen de
instellingen te wisselen. Tijdens het wisselen kunnen
zowel de proces-functies als de andere aan-/uit-
functies van iedere instelling worden bekeken.
Tijdens het lassen is het wijzigen van een instelling
niet mogelijk. De gekozen instelling wordt definitief
door het loslaten van de drukschakelaar.
Lasspanning
De aanwijzer lasspanning wordt verlicht om vei-
ligheidsredenen en om aan te geven of er spanning
staat op de stift van de TIG-toorts.
Eenheid van de gemeten parameter
Eenheid van de gemeten parameter die op het
digitale scherm aangegeven wordt.
67