Uitgangen Van De Subgroepen; Voetdrukknop Voor De Effectengenerator; Voedingsspanning; Bediening - IMG STAGELINE MMX-82UFX Mode D'emploi

Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 16
1) Start de computer en verbind de USB-aan-
sluiting (45) met een USB-aansluiting van de
computer.
2) Het ingeschakelde mengpaneel wordt door
de computer als USB-audioapparaat voor ge -
luidsinvoer en -uitvoer herkend. De vereiste
besturingsprogramma's (standaard bestu-
ringsprogramma van het besturingssysteem)
moeten op de computer beschikbaar zijn.
Opmerking: Als niet alle vereiste besturingspro-
gramma's op de computer beschikbaar zijn, moet u
ze achteraf installeren, bv. via de originele cd van
het besturingssysteem. Herstart de computer na de
installatie indien nodig.
3) Open het gebruikte audioprogramma en voer
hierin de nodige instellingen door voor de
geluidsweergave via het mengpaneel of voor
de geluidsopname van het mengpaneel
(
handleiding van het programma). Het
mengpaneel kan dan aan de hand van hoofd-
stuk 5 worden bediend.
Als er geen geluidsopname of geluidsweergave
gebeurt, dan moet u in de systeeminstellingen
controleren of de USB-interface voor de geluids-
invoer of geluidsuitvoer geselecteerd is.
Tip: Als het mengpaneel zowel met een computer ver-
bonden is als met de apparaten die via hun netsnoer
geaard zijn (bv. versterker), kunnen door aardlussen
storende bromtonen optreden. Om deze te vermijden,
kunt u het mengpaneel via een massascheidingsfilter
(bv. FGA-102 of FGA-202 uit het gamma van "img
Stage Line") met het respectieve apparaat verbinden.

4.8 Uitgangen van de subgroepen

De subgroepsignalen kunnen met de toesten
SUB ASSIGN TO MASTER (26) naar het mas-
tersignaal geschakeld worden maar zijn tegelijk
ook beschikbaar op de uitgangen SUB OUT
(54). Van deze uitgangen kunt u ze bv. naar een
ander mengpaneel of een afzonderlijk effecten-
apparaat doorsturen.
4.9 Voetdrukknop voor
de effectengenerator
Om de interne effectengenerator in- en uit te
schakelen, kunt u een voetdrukknop, bv. FS-60
van MONACOR, aansluiten op de tweepolige
6,3 mm-jack FOOT SWITCH (51).

4.10 Voedingsspanning

Verbind de netaansluiting (46) van het mengpa-
neel via het bijgeleverde netsnoer met een stop-
contact (230 V~ / 50 Hz).

5 Bediening

WAARSCHUWING Stel het volume van de ge -
luidsinstallatie en dat van de
hoofdtelefoon nooit zeer hoog
in. Langdurige blootstelling
aan hoge volumes kan het ge -
hoor beschadigen! Het ge hoor
raakt aangepast aan hoge
volumes die na een tijdje niet
meer zo hoog lijken. Draai het
volume daarom niet verder
open, zelfs nadat u eraan
gewoon bent.

5.1 In- en uitschakelen

1) Plaats volgende uitgangsregelaars in de mini-
mumstand, voordat u inschakelt. Zo vermijdt
u inschakelgeluiden en een te hoog volume:
— MASTER (34)
— BOOTH / PHONES (33)
— AUX SEND MASTER / MON (30), wanneer
het uitgangskanaal 1 als monitorkanaal
gebruikt wordt.
2) Naargelang het aansloten microfoontype
schakelt u de fantoomvoeding van 48 V in of
uit met de toets PHANTOM (49) [
stuk 4.1.1].
3) Om het mengpaneel in en uit te schakelen,
drukt u op de netschakelaar POWER (48). Bij
ingeschakeld apparaat licht de bedrijfsled
POWER ON (36) op.

5.2 Uitsturing van de ingangskanalen

De volgende bedieningsstappen dienen alleen
als hulp, er zijn ook andere methoden mogelijk.
1) Zorg eerst voor de volgende basisinstelling.
a) Plaats in alle mono-ingangskanalen (afb.
1) de regelaars GAIN (20), de klankregel-
aars HIGH (17), MID (13), LOW (12) en de
regelaars PAN (7) in het midden. Schakel
de toetsen
(18) uit.
b) Plaats in alle stereo-ingangskanalen (afb.
2) de klankregelaars HIGH (17), MID 3 kHz
(16), MID 500 Hz (14), LOW (12) en de
regelaars BAL (8) in het midden. Schakel
in het kanaal CH 9 /10 de toets +4 /-10
(19) uit en in het kanaal CH 11/12 de toets
LINE / OPT (19).
c) Draai in alle ingangskanalen de regelaars
AUX SEND 1 / MON (11) en AUX SEND 2 /
FX (9) voor de uitgangskanalen volledig
terug.
d) Schakel in alle ingangskanalen de toetsen
MUTE (6), 1-2 (4), L-R (3) en SOLO (2) uit
en schuif de kanaalfaders (1) dicht.
e) Schakel in het uitgangsveld (afb. 3) alle
toetsen SOLO (29) en de toets TAPE /
USB TO MIX (41) uit en draai de AUX-
SEND-MASTER-regelaars (28, 30) en de
RETURN-regelaars (27, 31, 37) dicht.
2) Stuur een geluidssignaal (bv. in microfoon
zingen, een instrument bespelen) naar het
eerste gebruikte kanaal.
3) Als u het signaal via de eerste aangesloten
versterker voor de geluidsregeling in de zaal
wilt horen, schuift u de fader (1) van het kanaal
open tot de stand "0", drukt u de toets L-R (3)
en schuift u de fader MASTER (34) open tot
het signaal goed te horen is. Het signaal kan
echter ook bij dichtgeschoven regelaars via
een hoofdtelefoon of een regie-monitorinstal-
latie beluisterd worden,
hoofdstuk 5.6.
4) Druk op de toets SOLO (2) van het kanaal.
Hiermee is de beluisteringsfunctie voor het
kanaal ingeschakeld, ter controle licht de led
PEAK (5) op.
5) Schakel de toets PFL /AFL (40) eventueel uit
om de beluisteringsmodus "PFL" te selecte-
ren: De led onder de toets licht groen op en
de linker ledrij van de uitsturingsled's (38)
geeft het kanaalsignaal vóór de schuifregel-
aar (1) en de regelaar PAN (7) of BAL (8)
aan.
6) Stel de ingangsversterking optimaal in aan
de hand van de uitsturingsled's: Stel bij een
monokanaal de regelaar GAIN (20) zo in dat
het weergegeven niveau zich in het bereik
rond 0 dB bevindt.
Als het stereokanaal +4 /-10 (19) ondanks
uitgeschakelde toets overstuurd wordt, ver-
mindert u het niveau van de signaalbron. Bij
geringe uitsturing drukt u voor de niveauver-
sterking (12 dB) op de toets +4 /-10.
Bij het stereokanaal CH 11/12 is de
ingangsversterking vast ingesteld. Als de uit-
sturing ongunstig is, verandert u het uit-
gangsniveau van de aangesloten signaal-
bron.
7) Stel de klank in met de regelaars HIGH (17)
voor de hoge tonen en LOW (12) voor de lage
tonen (±15 dB).
hoofd-
Bij een monokanaal stelt u met de regelaar
MID FREQ (15) de middenfrequentie in
(100 – 8000 Hz) en gebeurt de versterking of
vermindering (15 dB) ervan met de regelaar
MID (13). Druk zo nodig op de toets
om laagfrequente storingsgeluiden (bv. con-
tactgeluid, brom) te onderdrukken.
Bij een stereokanaal stelt u met de regel-
aars MID 500 Hz (14) en MID 3 kHz (16) de
middentonen in (±15 dB).
Controleer vervolgens de uitsturing van
het kanaal en corrigeer zo nodig de ingangs-
versterking.
8) Schakel de toets SOLO opnieuw uit om de
beluisteringsfunctie voor het kanaal uit te
schakelen. Bij uitgeschakelde beluisterings-
functie dient de led PEAK als oversturings-
led, waarmee de uitsturing van het kanaal
grof kan worden gecontroleerd. Als de led
permanent oplicht, vermindert u de ingangs-
versterking (regelaar GAIN) of het ingangs-
signaal.
9) Om bij de weergave van het signaal via de
versterker voor geluidsregeling in de zaal
steeds alleen het kanaal te laten horen dat
net ingesteld wordt, plaatst u na het uitsturen
van een kanaal de schuifregelaar (1) ervan
terug in de minimumstand of drukt u op de bij-
behorende toets MUTE (6).
10) Herhaal de stappen 2) tot 9) voor alle andere
ingangskanalen.

5.3 Ingangssignalen mengen

1) Kies voor elk ingangskanaal of het kanaalsig-
naal gemengd moet worden met het signaal
van de masterkanalen of / en met dat van de
subgroepkanalen:
— Door op de toets L-R: (3) te drukken,
wordt het signaal naar de masterkanalen
gestuurd.
— Door op de toets 1-2 (4) wordt het signaal
naar de kanalen SUB 1 en 2 gestuurd.
Deze signalen kunnen samen met de
schuifregelaars SUB 1 en 2 (24) in- en uit-
gemengd of in volume gewijzigd worden,
en zo nodig via de jacks SUB OUT (53)
naar een afzonderlijke effectenapparaat
gestuurd worden.
2) Schuif de regelaars MASTER (34) zo ver open,
tot u de mengverhouding van de geluidsbron-
nen optimaal kunt instellen.
3) Meng de signalen van de ingangskanalen
met de schuifregelaars (1) in het gewenste
volumeverhouding. Schuif de regelaars van
ongebruikte kanalen altijd volledig dicht.
4) Voor de monokanalen plaatst u met de pano-
ramaregelaars PAN (7) de monosignalen in
het stereoklankbeeld en voor de stereokana-
len stelt u met de regelaars BAL (8) de balans
van de stereosignalen instellen.
5) Als er signalen naar de subgroepen gestuurd
worden, drukt u op de overeenkomstige toet-
sen SUB ASSIGN TO MASTER (26), wan-
neer de subgroepen op het linker en rechter
masterkanaal gemengd moeten worden. (In
principe drukt u in het kanaal SUB 1 op de
toets L en in op de toets R in kanaal SUB 2.)
Stel het geluidsvolume van de subgroepsig-
nalen in met de schuifregelaars SUB 1 en 2
(24).
NL
B
(18)
31

Publicité

Table des Matières
loading

Ce manuel est également adapté pour:

20.2830

Table des Matières