NL
onjuiste positie of handeling
scontrole
fabrieksinstellingen
[A000005] 4. MONTAGEAANWIJZINGEN
Voordat u aan de montage en het gebruik van de poort begint, dient u zich in
kennis met de aanwijzingen opgegomen in deze handleiding te stellen. Het is
noodzakelijk om de aanwijzingen van de montage en het gebruik op te volgen,
zodat de montage op een juiste manier wordt uitgevoerd en het langdurig en
storingsloos gebruik gewaarborgd wordt. Alle handelingen verbonden met de
montage dienen in de navolgende volgorde uitgevoerd te worden.
[A000006] 5. DE VEREISTE VOORWAARDEN VOOR DE MONTAGE
De poort moet volgens de specificaties worden geplaatst en gebruikt. De selec-
tie en het gebruik van de poorten in de bouw moet op de technische mogelijk-
heden van het object en met inachtneming van alle geldende voorschriften en
normen worden gebaseerd.
[B000005] De poorten kunnen aan muren van gewapend beton, van baksteen
of aan stalen frames worden bevestigd. De ruimte waar de poort geinstalleerd
wordt moet volledig afgewerkt zijn (gestuukte wanden, afgewerkte vloeren) en
de wanden moeten foutloos uitgevoerd worden. De ruimte moet droog en vrij
van schadelijke chemische coatings zijn.
De zijwanden, frontwand en de bovendorpel van de montageopening moeten
haaks en loodrecht op de vloer en afgewerkt zijn.
Het is verbodem om de poort in een ruimte waar nog
afwerkingswerkzaamheden plaats vinden te monteren
(pleisteren, schuren, schilderen, ezv.).
De vloer bij de onderste dichtingslijn moet waterpas zijn en het is nodig om voor
een waterkering te zorgen. Zorg voor een voldoende ventilatie (droog houden)
van de garage.
• Het installeren van de elektrische aandrijving van de
poort moet door een professionele installateur of een
andere bevoegde persoon en volgens de aanwijzin-
gen van de Gebruiks- en Montagehandleiding van de
aandrijving gebeuren.
• [C000184] Het is verboden om de poortvleugel zonder
gemonteerde profielgeleiders te openen.
[B000092] De ruimte die nodig is voor de deurmontage moet vrij zijn van alle
soorten buizen, pijpen, etc.
[D000005] 6. INSTALLATIE-INSTRUCTIES VAN DE SSj EN SSp POORTEN
Installatie van de poort moet door een Professionele Installateur of een Bevoeg-
de Persoon worden uitgevoerd. U dient de onderdelenkaart van de poort te
bewaren.
Voordat u met de installatie begint moet u de afmetingen (breedte en hoogte)
van het montagegat goed opmeten. U dient de installatie zorgvuldig en volgens
de aangegeven tekeningen uit te voeren.
Het aandraaimoment van de zelftappende schroeven op het paneel bedraagt
maximaal 7÷9 [Nm]. De verbinding dreigt verbroken te worden, als de opge-
geven waarde overschreden wordt.
Figuur 20
De bevestigingsplaat dient in het midden van het montagegat ge-
monteerd en aan de bovendorpel met vier schroeven vastgedraaid
te worden. Bij montage van SSj poorten met één lange veer, dient
het plaatmetaal ten opzichte van de lengte van de gebruikte veer
verplaatst te worden, waarbij de nodige afstand tussen de veer en
de kabeldrum aangehouden dient te worden. (tek. 40).
Figuur 30
Na de montage van de geleiders is het noodzakelijk om de dia-
gonalen te controleren zoals op de tekening is weergegeven. Het
verschil mag maximaal tot ± 3 [mm] oplopen.
Figuur 35
Verklarende tekening van de aandrijfas bij het gebruik van een
veer of twee veren. Let op het kleurbord van de trommels en veren
tijdens de montage op de as.
Figuur 45.1b De onderste rolhouder voor het handmatig sluiten van de poort
dient op een zodanige wijze ingesteld te worden, zodat het niet
zijdelings kan bewegen.
Figuur 50.1a en b Tijdens het wikkelen van de staalkabel op de trommel, dient
er voor gezorgd te worden, dat er minstens twee volledige om-
wentelingen van de staalkabel op de trommel blijven als de poort
gesloten is.
Figuur 55
Tijdens het monteren van panelen dient er een speling tussen de
panelen 1 en 2 [mm] bewaard te worden. Om de juiste afstand
60
Montage- en gebruikershandleiding – Sectionaal garagedeur UniPro
tussen de panelen te verkrijgen, dient tijdens de montage een dik
karton van 2 [mm] in de nabijheid van elk scharnier tussen de
panelen geplaatst te worden.
Figuur 70
De kartons dienen bij het openen van de poort te worden verwij-
derd, als de panelen onder een hoek aan elkaar staan.
Figuur 80
De bovenste rolhouder dient op zulke manier te worden gemon-
teerd, zodat de rollen in contact met het onderste deel van de
geleider komen.
Figuur 85.3c Aan de garagedeur met een binnenvergrendeling dient een gren-
delslot aangebracht te worden en in het kozijn ingesteld te wor-
den. Boor hiervoor gaten van 8,5 [mm].
Figuur 90
De buis van de grendel aan de kant van het slot dient licht vastge-
draait te worden, waardoor er een bewegingsvrijheid ontstaat. Maak
aan de kant van de grendel een stevige verbinding. De slotkopbout
goed tegen de sluitstang aanlijmen of indien nodig vastdraien.
Figuur 95
Torsieveren volgens de REGELS VAN HET AANSPANNEN VAN
DE TORSIEVEREN aanspannen.
Figuur 105.1 Na de montage de uitstekende stroppen afknippen, scherpe
randen verwijderen en de ontstane rand met de verf afwerken.
Figuur 105.3 Ontgrendel de mechanisme, die tegen het breken van de veer
beschermt.
Figuur 105 Voor het ingebruikname van de poort dienen de scharnieren,
rolhouders en veren ingesmeerd te worden, met behulp van het
halfvette smeermiddel HWS-100 Wurth.
Figuur 110
Voor deuren, die handmatig bediend worden, Ho>2200 [mm]
dient een trekkoord gemonteerd te worden om de poort makkelijk
te kunnen sluiten.
Figuur A
Bij een garagedeur met de elektrische aandrijving, dient de ver-
grendeling in een open stand geblokkeerd te worden.
Figuur O5.
Driepuntsslot gemonteerd in een loopdeur.
[D000010] 6.1. INSTALLATIE-INSTRUCTIES VAN DE SSt POORT
Installatie van de poort moet door een Professionele Installateur of een Bevoeg-
de Persoon worden uitgevoerd. U dient de onderdelenkaart van de poort te
bewaren.
Voordat u met de installatie begint moet u de afmetingen (breedte en hoogte)
van het montagegat goed opmeten. U dient de installatie zorgvuldig volgens de
geillustreerde tekeningen uit te voeren.
Het aandraaimoment van de zelftappende schroeven op het paneel bedraagt
maximaal 7÷9 [Nm]. De verbinding dreigt verbroken te worden, als de opge-
geven waarde overschreden wordt.
Figuur 30
Na de montage van de geleiders is het noodzakelijk om de dia-
gonalen te controleren zoals weergegeven op de tekening. Het
verschil mag maximaal tot ± 3 [mm] oplopen.
Figuur 35
Verklarende tekening van de aandrijfas bij het gebruik van een
veer of twee veren.
Figuur 40
Een anvullende console mag niet in het midden van het kozijn
worden gemonteerd, omdat er ruimte voor de automatische aan-
drijving moet zijn.
Figuur 45.1b De onderste rolhouder voor het handmatig sluiten van de poort
dient op een zodanige wijze ingesteld te worden, zodat het niet
zijdelings kan bewegen.
Figuur 50.2a Tijdens het wikkelen van de staalkabel op de trommel, dient er
voor gezorgd te worden, dat er minstens twee volledige omwen-
telingen van de staalkabel op de trommel blijven als de poort
gesloten is.
Figuur 50.3 Op elke rol dient een afstandsbus gezet te worden. Controleer
of de koord tussen de rolhouder en het kozijn zit (liggend op een
rol).
Figuur 55
Tijdens het monteren van panelen dient er een speling tussen de
panelen 1 en 2 [mm] bewaard te worden. Om de juiste afstand
tussen de panelen te verkrijgen, dient tijdens de montage een dik
karton van 2 [mm] in de nabijheid van elk scharnier tussen de
panelen geplaatst te worden.
Figuur 70
De kartons dienen bij het openen van de poort te worden verwij-
derd, als de panelen onder een hoek aan elkaar staan.
Figuur 80
De bovenste rolhouder dient op zulke manier te worden gemon-
teerd, zodat de rollen in contact met het onderste deel van de
geleider komen.
Figuur 85.3c Aan de garagedeur met binnenvergrendeling dient een gren-
delslot aangebracht te worden en in het kozijn ingesteld te wor-
den. Boor hiervoor gaten van 8,5 [mm].
Figuur 90
De buis van de grendel aan de kant van het slot dient licht vastge-
draait te worden, waardoor er een bewegingsvrijheid ontstaat. Maak
aan de kant van de grendel een stevige verbinding. De slotkopbout
goed tegen de sluitstang aanlijmen of indien nodig vastdraien.
Figuur 105.1 Na de montage de uitstekende stroppen afknippen, scherpe ran-
den verwijderen en de ontstane rand met de verf afwerken.
IIiO/BS/UniPro/05/2014/ID-91262
Technische omschrijving
+