DE MOTOR STARTEN EN STOPPEN
Volg de toepasselijke voorschriften voor ongevallenpreventie!
STARTEN
Houd ten minste 3 meter afstand tot de plaats waar brandstof is bijgevuld. Plaats het gereedschap op de grond en let er daarbij op dat het
snijgarnituur niet de grond of enig ander voorwerp raakt.
A: Koude start
1) Plaats het gereedschap op een vlakke ondergrond.
2) Zet de I-O-schakelaar (1) in de stand BEDIENING (2).
3) Chokehendel
Zet met de chokehendel de choke dicht.
Gasklepopening:
Volledig dicht bij lage temperaturen of wanneer de motor koud is.
●
Volledig of half open wanneer de motor een beetje warm is, zoals bij
●
opnieuw starten van de motor vlak na afslaan tijdens het opwarmen.
4) Brandstofhandpomp
Blijf op de brandstofhandpomp (3) drukken tot de brandstof in de
brandstofhandpomp stroomt. (Over het algemeen, 7 tot 10 keer drukken.)
Als te vaak op de brandstofhandpomp wordt gedrukt, vloeit het overschot aan
brandstof terug naar de brandstoftank.
130
(2)
(1)
(3)