LET OP
Nadat de stekker in het stopcontact is gesto-
ken, dient u het gewenste laadprogramma
te selecteren door meermaals indrukken van
de MODE-toets. Wanneer de MODE-toets niet
wordt ingedrukt, wordt het oplaadprogramma
niet gestart. Als het laadproces aan de gang is,
kunt u niet meer overschakelen op een ander
oplaadprogramma. Als u met een ander dan
het ingestelde laadprogramma wilt laden,
trekt u de netstekker uit het stopcontact en
wacht u totdat het display donker is geworden.
Steek vervolgens de stekker weer in het stop-
contact en ga verder zoals eerder hierboven
beschreven.
6.5.1 HET LAADPROGRAMMA SELECTEREN
Selecteer nu het gewenste oplaadprogramma door
meermaals indrukken van de MODE-toets.
Mogelijke laadprogramma's
6 volt-modus
Oplaadprogramma voor 6 V-accu's, 1,2 Ah tot 14 Ah, temperaturen boven 0°C
Laadstroom:
Laadspanning:
6 volt-wintermodus
Oplaadprogramma voor 6 V-accu's, 1,2 Ah tot 14 Ah, temperaturen onder 0°C
Laadstroom:
Laadspanning:
Motor etsmodus
Oplaadprogramma voor 12 V-accu's, 1,2 Ah tot 14 Ah, temperaturen boven 0°C
Laadstroom:
Laadspanning:
Wintermodus voor de motor ets
Oplaadprogramma voor 12 V-accu's, 1,2 Ah tot 14 Ah, temperaturen onder 0°C
Laadstroom:
Laadspanning:
Automodus
Oplaadprogramma voor 12 V-accu's, 14 Ah tot 120 Ah, temperaturen boven 0°C
Laadstroom:
Laadspanning:
Wintermodus voor de auto
Oplaadprogramma voor 12 V-accu's, 14 Ah tot 120 Ah, temperaturen onder 0°C
Laadstroom:
Laadspanning:
Druppellaadmodus
Zodra de accu volledig is opgeladen, wordt de acculader automatisch naar de druppellaad-
modus omgeschakeld. Dit wordt dienovereenkomstig op het display weergegeven.
20
2,5 A maximaal
7,2 V
2,5 A maximaal
7,4 V
2,5 A maximaal
14,3 V
2,5 A maximaal
14,8 V
5 A maximaal
14,6 V
5 A maximaal
14,8 V
De oplaadprogramma's kunnen in onderstaande volgorde,
door het indrukken van de MODE-toets, worden geselecteerd:
Motorfi ets 6 V
Motorfi ets 6 V winter
Motorfi ets 12 V
Motorfi ets 12 V winter
Auto 12 V
Auto 12 V winter
Afhankelijk van de laadtoestand van de accu past het ap-
paraat de laadstroom aan, teneinde de aangesloten accu
optimaal op te laden. Uitsluitend tijdens de hoofdlaadfase
wordt geladen met de maximale laadstroom. Vlak voordat
de maximale laadcapaciteit wordt bereikt, wordt gewerkt
met een lagere laadstroom. Zo wordt de accu rustig en opti-
maal tot aan de maximale capaciteit opgeladen.
Het op het display weergegeven accusymbool (positie 7 in
het overzicht), geeft de actuele vulstand van de accu aan.